In een deel van het vroegere Isendoornklooster was het Gildehuis gevestigd.
(Foto: Collectie Stedelijke Musea Zutphen)
den. Op 5 oktober van dat jaar werd de
publikatie gevolgd door een uitvoeringsre
geling. Op 13 oktober werd een provisio
nele commissie voor de vernietigde gilden
benoemd. Deze moest opgave doen van
de situatie van de gilden en de bezittingen
van de gilden bijeenbrengen, waaronder
de gehele administratie. De commissie
moest ook zorgen voor een ordelijk ver
loop. Op 6 november 1 798 brachten de
leden van de commissie verslag uit. Het
werd toegezonden aan de Eerste Kamer
van het Vertegenwoordigend Lichaam
(een soort regering). Het kramersgilde en
het schoenmakersgilde weigerden hun ei
gendommen in te leveren. In 1800 werd
op bevel van hogerhand een inventarisa
tie gehouden van alles wat in de kansela
rij (het stadhuis) was. Op de lijst staat on
dermeer: "Een gesloten kist waarin de
sleutels stekende zijn, met papieren rela-
tiv de gilden." Waarschijnlijk was dat het
huidige Gildearchief.
Het verhaal is echter nog niet uit. Lande
lijk was er intussen een en ander veran
derd. Plaatselijk hadden de schoenmakers
in 1801 alsnog hun spullen ingeleverd.
De idealen van de Franse Revolutie raak
ten wat op de achtergrond. De nieuwe
staatsregeling van 1801 gaf de steden
weer meer vrijheden. Men miste de orga
nisatie via de gilden op allerlei gebied.
Vandaar dat enkele steden in feite de gil
den weer instelden, al werd het woord
'gilde' niet meer gebruikt. In mei 1805 be
sloot ook Zutphen tot het opnieuw instel
len van de gilden met ingang van 1 januari
44
Vr
-