De problemen worden verzwegen.
1539. Uit de 100 afgevaardigden worden
44 personen gekozen, namelijk twee uit
elk van de tien gilden en zes uit elk kwar
tier. Zij moeten als afgevaardigden van de
burgerij optreden. Na veel discussie eisen
de 44 op de avond voorafgaande aan St
Petri de sleutels op van de schepenen. Ze
willen een nieuwe raad kiezen. De raad
wordt zo in het nauw gebracht dat men
de sleutels inderdaad afgeeft en uit de
stad vertrekt.
De kwestie wordt tenslotte aan de vorst
voorgelegd. De Heer van Bronkhorst
tracht nog te bemiddelen, maar een bij
eenkomst in de schepenkamer van Nijme
gen levert geen overeenstemming op.
Tenslotte is het de hertog zelf die een uit
spraak doet die wordt opgeschreven, be
zegeld en aan beide partijen voorgelezen
en overhandigd 4.
De strijd duurt ook de daarop volgende
jaren voort maar concentreert zich dan
vooral op de financiële verantwoordelijk
heid en de benoeming van rentmeesters.
In 1542 is er zelfs sprake van een samen
zwering tegen de raad; deze lekte echter
uit. Pas in 1543, wanneer Gelre onder Ka-
rel V komt, wordt het stil met betrekking
tot de gilden.
Wat ons binnen het kader van het onder
zoek naar de gilden vooral interesseerde,
was natuurlijk de vraag wat de gilden er
mee bereikt hebben. Hoe staat het nu met
de gildebrieven? Welke gilden zijn de tien
die tenslotte een gildebrief hebben gekre
gen?
Uit het overzicht is te zien dat de bakkers
een gildebrief hebben gehad. Van de brief
van de timmerlieden is een kopie aanwe
zig. Ook de goudsmeden, zadelmakers en
tinnegieters hebben een gildebrief gekre
gen, zij het gezamenlijk. De smeden heb
ben een nieuwe brief gekregen. De oude
was door brand verloren gegaan. Ook de
snijders en kramers krijgen een vernieuw
de brief. Maar welke andere drie gilden
zijn er nog meer geweest? Misschien de
schoenmakers, bontwerkers en schippers?
De inhoud van de aanwezige brieven is
verschillend. Er wordt geen vast stramien
gehanteerd. Wél gelijk is in alle brieven
de datum: woensdag na Bartholomeï (28
augustus) 1538. Dat is de dag waarop de
raad in principe akkoord is gegaan met de
verstrekking van nieuwe gildebrieven. Al
le brieven stemmen ook overeen in het
ontbreken van zegels. Zijn die verloren
gegaan? Of is het door de onenigheden
niet tot zegelen gekomen?
De kopie van de gildebrief der timmerlie
den vermeldt dat de originele brief beze
geld was. Het St Severusgilde heeft nog in
1543 om bezegeling gevraagd.
Tussen 1572 en 1591 had Zutphen veel te
lijden van de strijd tegen de Spanjaarden.
De stad raakte ontvolkt. De economische
situatie was slecht. Men mag aannemen
dat na 1591 - de Reformatie in Zutphen -
ook voor de gilden veranderingen optra
den. Was zal wel niet meer gegeven zijn
bij de entree in het gilde. We weten dat
een deel van het Isendoornklooster ter be
schikking van de gilden werd gesteld. Van
nieuwe of vernieuwde gildebrieven in de
ze periode is door ons tot nu toe niets ge
vonden. Dat was pas 30 jaar later het ge
val. Allereerst werd in 1624 het bomba-
zijnwerkersgilde opgericht. Daarna vroe
gen de tappers in 1629 om hun een gilde
te verlenen. Zij ondervonden namelijk
veel concurrentie van soldaten en ruiters
die zélf tapten. In 1630 werd hun dat
"met advys en Octroy van den doorluchti-
gen Hooghgeboren Furst ende Captain
Generael van deze Vereenighde Neder
landen" Frederik Hendrik verleend, zoals
zo fraai te lezen is in één van de archief
stukken.
Wat was namelijk het geval? Uit Zutphen
waren de Spanjaarden in 1591 verdreven,
maar een deel van de Achterhoek was
nog in hun bezit. Na beëindiging van het
Twaalfjarig Bestand (1621) werd in deze
streek nog herhaaldelijk gevochten. Prins
Frederik Hendrik moet in Zutphen veel
troepen hebben gelegerd.
In het Stadsarchief bevindt zich een bun
del geschriften uit de periode 1630-1640
met betrekking tot de gilden. Blijkbaar
42