leiding tot vakman óók een bepaalde hoe veelheid was moest worden gegeven. Was werd gebruikt om er kaarsen van te ma ken. Meedoen aan een processie wordt een enkele keer als plicht vermeld. In een enkele gildebrief staat dat de gildebroeders op de naamdag van de schutspatroon bij een moesten komen, onder andere voor het kiezen van gildemeesters. Gildebrieven Een verslag over het aanwezige materiaal van de gilden kan het best beginnen met enige gegevens over de gildebrieven. Er is een aantal originele gildebrieven waarin de overeenkomsten tussen magistraat en gilde werden vastgelegd. Van een groot aantal andere is een afschrift uit later tijd of bijvoorbeeld een ontwerp of minuut in het archief van de magistraat aanwezig. Sommige gilden kregen na verloop van tijd een nieuwe gildebrief, soms omdat de oude door brand onleesbaar geworden was (smedengilde). Een enkele keer ook kreeg men een nieuwe brief omdat nieu we artikelen werden toegevoegd. Soms werd met een ampliatie (aanvulling) vol staan. Waarschijnlijk werden ook andere tussen tijdse wijzigingen overeengekomen. Zowel de gildebrieven zelf als de wijzi gingen konden op initiatief van de ambts beoefenaren en van de stad tot stand ko men. De stad behield zich steeds het recht voor wijzigingen aan te brengen. Bij het lezen van de gildebrieven heb ik dankbaar gebruik gemaakt van de vele transcripties van gildebrieven uit de 14e en 15e eeuw van de hand van de vroege re archivaris J. Gimberg. Wat de inhoud van de gildebrieven betreft verwijs ik naar het schema in dit artikel. Over het maken van een werkstuk om de vakkennis te bewijzen wordt, voor zover mij bekend, voor het eerst gesproken in gildebrieven uit 1538. Uit de eerst beken de brieven van linnenwerkers en bontwer kers (15e eeuw) kan men afleiden dat ook vrouwen lid van het gilde waren. Hoogst waarschijnlijk waren ze ook lid van het snijders- en lakenscheerdersgilde. Zij hoefden geen burger zijn zoals de man nen - dat kon ook niet. De eerste gildebrieven dateren uit het ein de van de 14e en de tweede helft van de 15e eeuw (zie overzicht). Dat is de tijd van de hertogen van Gelre. Nederland be stond nog niet. Zutphen bezat stadsrech ten. Memoriën en resolutiën van de magi straat waren er niet. De boekdrukkunst was nog niet uitgevonden. Verordeningen van de magistraat werden met de hand opgeschreven en in letterlijke zin verkon digd in de stad op bepaalde data of direct na vaststelling. De gildebrieven werden bijvoorbeeld telkens weer voorgelezen. In het archief zijn enige bundels met ver ordeningen - gerangschikt naar onder werp - aanwezig uit de periode 1350, de zogeheten Kondichboeken. Hierin vinden we ondermeer de voorschriften voor het vleeshouwersgilde. In een kondichboek vonden we ook dat in 1446 schepenen en raad overeenkwamen dat burgers noch gilden bijeen mochten komen anders dan voor zaken die hun ambt betroffen. 1538 Bekijken we nu weer het overzicht van de gildebrieven, dan valt op dat in 1538 een groot aantal brieven werd geschreven. Dat betekent natuurlijk dat er toen iets bij zonders aan de hand was. Maar wat? Ta- dama's boek2 gaf de oplossing. In ge noemd jaar kwamen burgers en gilden in opstand tegen de magistraat van Zutphen. In het archief bleek een zeer uitvoerig ver slag van de gebeurtenissen van 1538 1543 aanwezig te zijn, geschreven door Johan van Voorthuisen, destijds een van de burgemeesters van Zutphen. Een nage noeg volledige transcriptie van deze 'me morie', voorzien van uitvoerige explica ties, is te vinden in Gelre (Vervolg op blz. 41). 39

Periodiekenviewer van Erfgoedcentrum Zutphen

Zutphen (vanaf 1982) | 1994 | | pagina 17