R. Schreuder-van Gelder
Tijdens de regering van Diocletianus
(284-305) werkten vier christelijke beeld
houwers in een keizerlijke steengroeve in
Hongarije: Sempronianus (ook wel Symp-
horianus genoemd), Claudius, Nicostratus
en Castorius.
Toen zij de opdracht kregen een beeld
van Aesculapius en van de zonnegod te
maken, weigerden zij dit, waarop zij sa
men met hun eveneens tot het christelijk
geloof bekeerde knecht Simplicius, in op
dracht van Diocletianus werden gedood.
Alle vijf werden martelaren, als zodanig
werden ze vanaf het jaar 354 (hun feest
dag is 8 november) vereerd. Ze werden
schutspatronen van de beeldhouwers,
steenhouwers, metselaars en timmerlie
den Zo sierden zij bijvoorbeeld de gevel
van het timmermansgildehuis in Leiden,
tot dit in 1857 werd afgebroken.
In het midden van de gevel bevond zich
een afbeelding van St Jozef, aan de hoe
ken in nissen stonden de vier martelaren,
ze hadden kronen op het hoofd en droe
gen timmermansgereedschap. Boven hun
hoofd waren hun namen aangebracht2.
In Zutphen waren de timmerlieden, steen
metselaars, kistenmakers, vatenbenders,
leidekkers en beeldsnijders in één gilde
ondergebracht, zoals blijkt uit de gilde-
brief van 28 augustus 1538 3.
De "Dellemijn-kan"
De tinnen bierkan die op één van deze
bladzijden is afgebeeld, bevindt zich in
het Stedelijk Museum. De kan, destijds
eigendom van het gilde van de vierge
kroonden, heeft een zwervend bestaan
gehad tot deze in 1912 voor ƒ40,-
werd aangekocht door het Stedelijk
Museum, tegelijk met archiefmateriaal,
afkomstig van het gilde. De kan wordt
permanent tentoongesteld in het Stede
lijk Museum, de archivalia berusten in
het Stadsarchief.
Op de tinnen kan staat de naam van de
schenker: Hermannus Bernaardus Del-
lemijn. Deze kan is geen meesterproef
geweest, Dellemijn was, volgens de ge
gevens die bij deze kan waren ge
voegd, meesterknecht van de timmer
lieden.
Het feit dat de familienaam voorkomt
op de kan wil.niet zeggen dat het een
familiestuk is. Het kwam wel vaker
voor dat geschenken werden voorzien
van naam of initialen van de gever.
Op de beker staat voorts de volgende
inscriptie: De bouwkunst is mijn
wensch, Ik hoop door haar te leven,
Met wel te doen den mensch, God wil
zijn zegen geven.
De kan is voorts versierd met een em
bleem van timmermanswerktuigen en
vier kronen. Op het deksel in mono
gram H.B.D.M.
De kan heeft mogelijk gediend voor
'bevordering' van Dellemijn tot mees-
ter-timmerman. De kan is gemaakt van
tin dat was overgebleven na de op
heffing van de gilden. Dellemijn heeft
van het onder de gildebroeders ver
deelde tin deze kan laten maken.
Een jaar later, 1 798, wordt alles wat
van overleden gildebroeders is ge
weest, verkocht. Ook alle tin, inclusief
de tinnen borden en schotels. Iedere
giidebroeder heeft toen twee gulden en
één stuiver ontvangen. Ook het zilver
werk werd toen verdeeld. Daar is geen
opbrengst van bekend.
Rs
35
Het gilde van de viergekroonden