had de stedelijke overheid te zorgen voor bracht het stadsbestuur in een gunstige het algemeen welzijn en wilde het de positie. De magistraat kon in ruil voor de macht van de gilden niet te groot laten begeerde protectie eisen gaan stellen, worden. Uit de bewoordingen van de Dat was het geval ten tijde van crisis en overgeleverde gildereglementen is duide- werkloosheid, wanneer orde en rust in de lijk dat het initiatief om tot deze regie- stad gevaar liepen. Daarom is de ontwik- menten te komen steeds van de betrokken keling van het gildewezen niet geleidelijk, beroepsbeoefenaren zelf is uitgegaan. Dit maar schoksgewijze verlopen. Geraadpleegde literatuur 1W.Th. Frijhoff e.a., Geschiedenis van ZutphenZutphen, 1989. 2. J. Gimberg, "Zutphensche gildebrieven uit de middeleeuwen". In: Bijdragen en Mede- deelingen Gelre (BMG) 7, (1904), 343-361 3. J. Gimberg, "Handel en nijverheid te Zutphen in de middeleeuwen". In: BMG 25 1922), 3-33. 4. J.A. Jolles, "De St. Antoniusgilden van Zutphen". In: BMG, 180-231. 5. L. Lensen en W. Heitling, Stad in de mid deleeuwen; dagelijks leven in Zutphen Zutphen, 1983. 6. M. Peters, Gildebroeders en gildezustersde economische positie van vrouwen in de Zutfense ambachtsgildenNijmegen1987 (doctoraalscriptie). 7. W.E. Smelt, Het oud-archief van de ge meente ZutphenUtrecht, 1941 8. R. Wartena, Sint Anthony Groote Broeder schap Zutphen 1451-1976, Zutphen, 1976. Noten 1Gemeentearchief (GA) Zwolle, inv. AAZ01-00007, 48. 2. GA Zwolle, inv. AAZ01 -00006, 221 3. Voor de schoenmakersbroederschap (GA Zwolle, inv. AAZ01 -00006, 115-116), be palingen voor de bontwerkers (G.A.Zwol le, inv. AAZ01-00005, 128), de hoeden makers (GA Zwolle, inv. AAZ01-00006, 117), voor de St. Lucasbroederschap, waartoe de medicus, de apotheker, de schilders, goudsmeden, glazenmakers, beeldsnijders, kannenmakers, zadelma kers, drukkers en boekbinders behoorden (GA Zwolle, inv. AAZ01 -00006, 118), be palingen voor de kleermakers Oscroeders') (GA Zwolle, inv. AAZ01 -00006, 121) en artikelen voor de brouwers en bakkers (GA Zwolle, inv. AAZ01-00006, 130). 4. Van het dragersgilde ofte Antonius-broe- derschap op 12 maart 1574 (GA Zwolle, inv. AAZ01-00006, 267-274), van het gil de van de steenhouwers, metselaars, tim merlieden, leiendekkers, kuipers, radema kers, pannenbakkers, mandenmakers, schuitenmakers en stoeldraaiers op 4 mei 1575 (GA Zwolle, inv. AAZ01-00006, 406-407), van het kleermakers- en droog scheerdersambt op 5 november 1576 (GA Zwolle, inv. AAZ01-00306), van de her oprichting van het St. Nicolaasgilde van kooplieden, kramers, lakensnijders en kar veelschippers, eveneens op 5 november 1576 (GA Zwolle, inv. AAZ01 -00302 en 00308) en van het schoenmakersgilde en -broederschap in 1585 (GA Zwolle, inv. AAZ01 -00312, fol. 96v). 5. In Zwolle op 5 april 1622 voor het wol len- en linnenweversambt (GA Zwolle, inv. AAZ01-00312, fol. 24-26), de oprich ting van het drapeniersgilde op 7 augustus 1626 (GA Zwolle, inv. AAZ01 -00006, 1 79-180), het smedenambt op 26 juni 1627 (GA Zwolle, inv. AAZ01 -00312, fol. 33-37), het kleermakersgilde op 15 augus tus 1632 (GA Zwolle, inv. AAZ01 -00312, fol. 40-42), enz. 6. GA Zwolle, inv AAZ01 -00005, 127. 7. GA Zutphen, OAZ, Gildearchieven, inv.nr 32. 8. GA Zwolle, inv. AAZ01-00005, 127. Een soortgelijke bepaling treft men naderhand ook aan in het reglement van de schoen makers, dat waarschijnlijk in 1497 tot stand gekomen is (GA Zwolle, inv. AAZ01-00006, 115). 9. GA Zwolle, inv. AAZ01 -00312. 33

Periodiekenviewer van Erfgoedcentrum Zutphen

Zutphen (vanaf 1982) | 1994 | | pagina 11