De kapel van de leprozen: een bedehuis
voor berouwvolle zondaars én een plek
voor uitverkorenen
Het leprozenhuis op "de Worf" was gele
gen binnen de grenzen van de parochie
Warnsveld. In 1490 verklaarde de pastoor
van Warnsveld Johan van Emmeness dat
het noch gebruikelijk noch gepast was dat
de leprozen zich zouden mengen onder
de rest van de bevolking om in de pa
rochiekerk de mis te horen.20 Hij verwees
daarmee impliciet naar de reinheidsvoor
schriften in het bijbelboek Leviticus en
vermoedelijk pas in tweede instantie naar
het besmettingsgevaar genoemd in medi
sche teksten uit die tijd. Op grond van de
voorschriften in Leviticus was het de "on
reine" (en naar de middeleeuwse opvat
tingen werd de leproos alszodanig in dit
bijbelboek gedefinieerd) niet toegestaan
deel te nemen aan enige vorm van religi
eus of sacraal ritueel. Ook in dit opzicht
moesten de leprozen worden afgezonderd
van de gezonde bevolking. Op grond van
het feit dat men in de middeleeuwse bij
belexegese en (moraal-)theologie zich met
enige regelmaat bediende van de ziekte
lepra ais metafoor van zonde, kunnen
sommigen bovendien de conclusie heb
ben getrokken dat lepra een tastbaar fy
siek teken was voor een zondig bestaan
en/of dat de ziekte de goddelijke be
straffing was voor de begane zonden.20
Desondanks behielden de leprozen een
plaats binnen de gemeenschap van gelo
vigen. Niet in de laatste plaats omdat in
het toenmalige geleerde theologische ver
toog de ziekte lepra ook op andere ma
nieren werd geduid. Deze beelden kun
nen we in zekere zin beschouwen als po
sitieve tegenhangers van bovengenoemde
interpretaties van de ziekte. Zo werden le
prozen bij voorbeeld voorgesteld als door
God uitverkorenen en werd de liefdadig
heid tegenover leprozen opgevat als een
vorm van God welgevallige deugdzaam
heid en wereldverzaking en zelfs als een
daadwerkelijke imitatio Christi.22 Gezien
het sterk op de praktijk gerichte en didac
tische karakter van deze verhandelingen
van de moraal-theologen zal deze beeld
vorming de houding tegenover lepralij
ders in gunstige zin hebben beïnvloed.
De zielzorg ten behoeve van de leprozen-
gemeenschap werd als eerste ter hand ge
nomen. Zo is reeds in een bron uit 1426
sprake van een priester op "de Worf". De
ze droeg missen op aan het altaar van OL-
Vrouwe en Sint Joris.23 Op 12 januari
1430 hechtte paus Martinus V zijn goed
keuring aan een verzoek van de schepe
nen van Zutphen tot oprichting van een
leprozenkapel gewijd aan Sint Joris op
"de Worf".24 In 1437 wordt voor het eerst
melding gemaakt van deze kapel.25 De pa
troonheilige van de kapel had een onmis
kenbaar allegorische betekenis die onge
twijfeld was bedoeld om zin te geven aan
het lijden van de leprozen. Sint Joris (of
Georgius) werd in de beeldende kunst af
gebeeld als de heilige die de draak ver
sloeg.26 In de middeleeuwse letterkunde
werd dit dier, deels op grond van bijbelse
teksten, beschouwd als zinnebeeld van de
duivel en van de zonde. Een aantal mid
deleeuwse auteurs veronderstelde dat een
beet van een draak, hoewel niet dodelijk,
gezwellen en zweren zou veroorzaken.
De draak zelf werd doorgaans voorgesteld
als een geschubd dier, met een afstotelijke
en huiveringwekkende aanblik, waarvan
de vuurspuwende adem ziekteverwek
kend was.27 Het is daarom waarschijnlijk,
dat dit fabeldier bij de middeleeuwse
mens associaties opriep met de ziekte lep
ra, zowel met het zichtbare fysieke lijden
als met "de lepra van de ziel" (i.e. de
zondige staat van de menselijke ziel). In
die zin kreeg Sint Joris als patroonheilige
van leprozenkapellen betekenis. De over
winning van deze heilige op de draak had
een hoog dramatisch en symbolisch karak
ter en bood de leprozen een hoopvol pers
pectief: op zijn minst betekende het dat de
"lepra van de ziel" was te overwinnen en
dat er sprake kon zijn van een volmaakte
relatie tot God. De kapel werd zo een be
dehuis voor berouwvolle zondaars, en te
gelijkertijd de plaats van hen die door God
waren uitverkoren om reeds tijdens het
aardse bestaan de hemel te verwerven.
Het recht op een eigen kapel, zielzorger
en kerkhof was door het Derde Concilie
5