n
ei/r
«b»
Detail van de stadsplattegrond van Zutphen van Jacob van Deventer, ca. 1565.
lingen uit de stad behoeft ook op andere
wijze enige nuancering. De leproos die
onderdak vond in de leprozerie verkeerde
namelijk in een relatief bevoorrechte posi
tie. Met name wanneer zijn of haar situatie
wordt afgezet tegen het lot van leprozen
die niet in de instelling werden opgeno
men. Zoals gezegd, was opname het recht
van een beperkte groep Iepralijders en niet
een plicht die aan iedere nieuwe leproos
dwangmatig werd opgelegd.18 Dat dit recht
bovendien beschouwd kon worden als
een voorrecht, school vooral in het feit dat
de leprozerie haar bewoners voorzag van
de meest elementaire levensbehoeften: on
derdak, voedsel en de bescherming bin
nen een min of meer stabiele en besloten
gemeenschap. Zeker in theorie en vermoe
delijk vaak ook in praktijk zal de leproos
zijn inkomsten uit arbeid hebben verloren,
zodra de ziekte bij hem werd vastgesteld.
De segregatie belette hem zijn beroep bin
nen de stad nog langer uit te oefenen, ter
wijl de fysieke aftakeling op den duur het
verrichten van enig handwerk vaak onmo
gelijk zal hebben gemaakt. Dit verlies van
inkomsten en het sociale isolement zullen
de opname in het leprozenhuis voor de
betrokkenen zeker in een ander daglicht
hebben gesteld. Weliswaar betekende het
overschrijden van de drempel van het le
prozenhuis de publieke en definitieve be-
(Collectie Stadsarchief Zutphen)
vestiging van de lepra-diagnose en van het
feit dat men niet langer in de stad welkom
was, maar tevens creëerde het nieuwe ze
kerheden zowel op materieel als sociaal
vlak. Dit wordt aardig geïllustreerd door
een brief uit 1548 in de stedelijke corre
spondentie van Zutphen.19 De abdis van
het klooster Ter Hunnepe bij Deventer
richtte zich in dat jaar tot het stadsbestuur
van Zutphen met het verzoek de oud-rent
meester van het klooster een plaats in het
leprozenhuis op "de Worf" te gunnen. De
man, die al enige tijd aan
lepra leed, zou ten einde raad zijn, nadat
hij door zijn vrouw en kinderen was verla
ten en niemand meer kende bij wie hij eni
ge vertroosting kon vinden. Opname in het
leprozenhuis zou verbetering brengen in
zijn trieste lot, al was het maar omdat hij
dan voortaan samen met de andere lepro
zen uit de instelling in de stad zou mogen
komen bedelen. In de optiek van de brief
schrijfster, die naar ik meen ook de gevoe
lens van deze leproos vertolkte, was het le
prozenhuis beslist meer dan een verban
ningsoord voor slachtoffers van de lepra.
Kortom, het leprozenhuis was geen volle
dig gesloten instelling waar alle leprozen
strikt werden afgezonderd, "opgesloten"
als het ware, maar evenmin een gasthuis
dat zijn poorten te allen tijde voor iedere
lepralijder openstelde.
4
f
Qrm