nisch zieke verschoppeling. Zo is in
Zutphen de segregatie (afzondering) van
leprozen vermoedelijk nooit volledig ge
realiseerd. Het particularisme op bestuur
lijk en juridisch terrein in deze streken
verhinderde zoals overal elders de effec
tieve toepassing en uitvoering van de ge
nomen maatregelen. De handhaving van
de gestelde regels had vermoedelijk ook
niet steeds dezelfde prioriteit. Het grootste
struikelblok was ongetwijfeld dat het le
prozenhuis primair bestemd was voor op
name en verzorging van de leprozen uit
de eigen stad. Het was uitsluitend een
recht van de burgers en inwoners van
Zutphen.12 Volgens de 16e-eeuwse huisre
gels kregen leprozen die niet tot die stede
lijke gemeenschap behoorden slechts ge
durende één dag en een enkele nacht on
derdak in het huis en dienden zich vervol
gens bij een leprozenhuis in een naburige
stad te vervoegen. Wanneer een van de
bewoners bovendien bij herhaling de be
palingen van dit huisreglement overtrad,
vormde de besmettelijke ziekte geen be
letsel om hem of haar de deur te wijzen.
Dezelfde statuten, waarin dus de voor
waarden voor opname en verblijf in de le
prozerie werden geregeld, stonden de lep
reuze bewoners tevens toe enkele malen
per week in de stad te komen bedelen.
Ook al mag dan bij gebrek aan bronnen
weinig bekend zijn over de praktische uit
werking en handhaving van deze regels,
het bestaan ervan maakt toch duidelijk
dat "afzondering" niet het enige richt
snoer was bij het ontwerpen van regelge
ving ten aanzien van leprozen. Het is
daarom geen toeval dat de Zutphense ar
chivalia diverse malen melding maken
van leprozen die op "de Worf" geen per
manent onderdak vonden en daarom el
ders woonden of rondzwierven. Zo wordt
in het derde kwart van de 16e eeuw de
Holsterbrug (ten noord-oosten van de
stad) genoemd als verblijfplaats van een
of meer leprozen.13 Ook is er sprake van
de aanwezigheid van leprozen binnen de
stad. In 1545 wordt melding gemaakt van
een arme melaatse man - vermoedelijk
verstoken van een vast onderkomen en
dus van de noodzakelijke verzorging - die
gewoon was bedelend langs de straten te
zwerven.14 In de jaren zestig van de 16e
eeuw woonde zelfs een lepralijder binnen
de stad in de hof van de familie Slynde-
water.15
Ook andere overwegingen pleiten voor
een genuanceerde kijk op de plaats van
leprozen in de stedelijke samenleving.
Niet alle banden tussen de leprozen op
"de Worf" en de naburige stedelingen
werden immers verbroken. De periodieke
aanwezigheid van leprozen binnen de
stad was zoals gezegd de directe conse
quentie van aan hen toegekende bedel-
rechten en tevens het gevolg van een mo
gelijk niet altijd stringente handhaving
van bestaande regels. De fysieke confron
tatie van de stedeling met de leproos zal
dan ook steeds tot de mogelijkheden zijn
blijven behoren. Maar ook op andere wij
zen hield de leprozengemeenschap ban
den met de stad. Het bestuur van de le
prozerie werd bij voorbeeld vanuit de
stad geregeld en gecontroleerd.16 In het
begin van de 15e eeuw waren vier man
nen met deze taak belast. Twee van hen
hadden zitting in het college van schepe
nen en raden van de stad Zutphen en
hielden toezicht op het financiële beheer
van "de Worf". Het dagelijkse bestuur
was in handen van de beide anderen, die
overigens zelf geen raadszetel hadden. In
de loop van de 15e eeuw werd het totale
aantal bestuurders teruggebracht tot twee
personen. Nog altijd was één van hen
schepen of raadsheer en controleerde de
werkzaamheden van de ander. Die was
niet langer een leek, maar behoorde tot
de seculiere geestelijkheid en beschikte
meestal over een prebende in de Sint
Walburgskerk. Hij was belast met het fei
telijke beheer over de instelling. Bleven
de bestuurders als regel nog hun huizen
in de stad bewonen, de indruk bestaat dat
het gezonde personeel vanwege de aard
van hun werkzaamheden meestal bij de
leprozen woonde. In de 16e eeuw stond
een "moeder" aan het hoofd van de huis
houding en ze werd bijgestaan door een
dienstmaagd en een knecht.17
Het beeld van het leprozenhuis als een
verbanningsoord voor zieke verschoppe-
3