tingsoorkonde op te stellen.5 Met andere woorden, de sociabiliteit van de leprozen onderling staat in deze visie centraal, niet de activiteit van de stichter(s). Behalve het ontbreken van een stichtingsoorkonde van de "Wolf" biedt het Zutphense archiefma teriaal voor deze theorie onvoldoende houvast. De vermelding van het leprozen huis bij Zutphen in 1405 is goed be schouwd de eerste keer dat op basis van bronnen de aanwezigheid van een lepro- zengemeenschap bij de stad kan worden vermoed. Daar komt nog bij dat de lepro zerieën in de Noordelijke Nederlanden aanmerkelijk later zijn ontstaan dan in het Zuiden. Evenmin zijn er concrete aanwij zingen voor het feit dat het Zutphense le prozenhuis zich ontwikkelde uit een ne derzetting van zogenaamde "veldzieken", leprozen die in afzonderlijke, kleine hut jes bij elkaar op het platteland leefden.6 Kossmann-Putto is van mening dat de le prozerieën in onze streken werden ge bouwd op particulier initiatief van stede lingen en vervolgens onder beheer van het stadsbestuur werden geplaatst.7 Dit is goed mogelijk. Wanneer we het begrip "stichting" definiëren als het beschikbaar stellen van bouwgrond voor de instelling, kan nader onderzoek naar de identiteit van de verschillende 14e-eeuwse grondei genaren van het landerijencomplex "de Worf" in de toekomst hieromtrent mis schien meer duidelijkheid verschaffen. Hoe het ook zij, de keuze van "de Worf" als plaats voor het "siecken huis" geeft wel enig inzicht in de middeleeuwse mentaliteit ten aanzien van lepra en lepra lijders. Het feit dat de leprozerie was gele gen buiten de stedelijke omwalling is met verwijzing naar de toenmalige theologi sche en medische denkbeelden over de ziekte eenvoudig te verklaren. Een blauw druk voor de vestigingsplaats was voor de tijdgenoot in grote lijnen te vinden in het bijbelboek Leviticus.8 Dit bevatte het voorschrift dat alle leprozen onmiddellijk uit de gemeenschap dienden te worden verwijderd en buiten de woonplaats moesten worden gebracht. Daar zouden ze vervolgens voor de duur van hun ziek te moeten verblijven. Dit gebod uit Leviti cus was zonder veel moeite ook in de praktijk te realiseren. Bovendien zullen de middeleeuwse medische verhandelingen over lepra, waarin zonder uitzondering werd aangedrongen op het minimaliseren van contacten tussen lepralijders en het gezonde deel van de bevolking, hun uit werking niet hebben gemist.9 De angst voor "besmetting" zal zeker hebben gere sulteerd in pogingen tot het isoleren van deze groep zieken. Om deze redenen werden de leprozen dan ook niet opge vangen binnen de kaders van de reguliere armen- en ziekenzorg in de stad. Tegen het einde van de 14e eeuw lagen er bin nen de stadsmuren al zeker vier liefdadige instellingen: de gasthuizen Bornhof (ge sticht in 1320) en het Oude Gasthuis (ont staan tussen 1340 en 1347) en twee klei nere armenhuizen, namelijk het huis van Ludolf van den Stocke (uit 1372) en het Ripenhuis op het Rijkenhage (uit 1379).10 Het is bovendien niet onmogelijk dat men bij de keuze van de plaats voor de bouw van een leprozerie zelfs bewust rekening heeft gehouden met de heersende wind richting. Bij een doorgaans uit het westen waaiende wind lag de leprozerie aan de lijzijde van de stad. Hierdoor kon de bed orven en ziekmakende lucht die de lepro zen - volgens de medische opinie in die tijd - verspreidden, niet alsnog in de rich ting van de stad drijven en daar haar tol eisen onder de bevolking. De drassige landen tussen de stad en het leprozenhuis vormden daarnaast een natuurlijke barriè re. Dat in de Zutphense archiefstukken de leprozen worden aangeduid als "de ar men vitsetzen lueden opten Worff" - ove rigens in aansluiting op de terminologie voor leprozen in de aangrenzende Duitse gebieden - is hiermee grotendeels ver klaard.11 Het toont aan dat ook de Zutphe- naren de gedwongen afzondering van Ie prozen beschouwden als kenmerkend voor de maatschappelijke positie van hun lepreuze plaatsgenoten. Dat neemt overigens niet weg dat het van de leproos gevormde beeld voor de tijd genoot nog andere essentiële trekken ver toonde. Deze laten zich niet grofweg re duceren tot de karikatuur van een chro- 2

Periodiekenviewer van Erfgoedcentrum Zutphen

Zutphen (vanaf 1982) | 1994 | | pagina 4