1901 was de situatie nog niet veel verbe
terd. Kleinschaligheid bleef Zutphens ken
merk.
Wat zijn nu de oorzaken van deze aan
houdend industriële achterstand en het
mislukken van de nijverheidspolitiek? De
belangrijkste oorzaak van dit achterblij
ven was dat Zutphen niet inzag dat deze
nijverheidspolitiek achterhaald was. Op
het moment dat de vestingwerken ge
slecht werden (tussen 1878 en 1885) had
de (liberale) raad van toen öf moeten in
grijpen in de stedelijke economie öf een
heel andere politieke koers moeten inzet
ten. Het is duidelijk dat geen van beide
gebeurd is, want ingrijpen in het econo
misch leven was tegen de liberale princi
pes en het mislukken van de politiek die
je zelf verzonnen hebt wordt niet snel toe
gegeven.
Het gemeentebestuur ging dus door met
de steeds slechter werkende nijverheids
politiek. Dat heeft geduurd tot ongeveer
1910. In die tijd - met een stagnerende
Zutphense economie - heeft de stad een
enorme achterstand opgelopen op steden
als Deventer, Arnhem en zelfs Doetin-
chem.
De gemeentebestuurders werkten dus niet
tegen, ze konden in hun ogen niet meer
doen dan ze al deden. Denk alleen maar
aan de aanleg van de Noorder- en Zuider
haven. Die waren toch echt bedoeld voor
de wat grotere industrie. Maar de grote in
dustrieën hadden zich net elders geves
tigd en op zo'n korte termijn weer verhui
zen, gaf natuurlijk een enorm kapitaalver
lies.
De tweede reden waarom Zutphen niet
erg aantrekkelijk meer was voor onderne
mers ligt volledig buiten de schuld van
wie dan ook. Het feit lag er dat Zutphen,
ondanks die op het oog zo gunstige lig
ging aan IJssel en Berkel, niets meer had
aan die lokatie. De IJssel was verzand en
werd voor de groter wordende schepen te
ondiep. De drukte op de Berkel was om
dezelfde reden afgenomen.
De landbouwcrisis en de afnemende be
langstelling voor de daarmee samenhan
gende markten was óók een reden voor
de slechter wordende economische posi
tie van Zutphen.
De nijverheid bij de Berkel was langza
merhand toch verdwenen. De grote wa
termolens moesten plaats maken voor de
huidige Overwelving (in 1886 begon men
met het overwelven van de Berkel).
Verder was er het probleem van de grond
prijzen. In steden waren de prijzen na
tuurlijk altijd hoger dan ergens op "kaal"
gebied. Dat was in Zutphen ook zo. De
grondprijzen dichtbij de Veluwe (in Arn
hem bijvoorbeeld) waren een stuk lager
dan elders. Bovendien lag dat gebied ho
ger en was het dus ook droger.
Tenslotte was het voor de particuliere on
dernemers niet erg gemakkelijk zich in
Zutphen te vestigen. Er was hier namelijk
geen echte arbeidersbevolking. Die was
er in de tweede helft van de vorige eeuw
wel geweest. Toen werden veel arbeiders
naar Zutphen gehaald vanwege het vele
werk dat er te doen was. In die tijd werd
een nieuwe loskade bij de IJssel aange
legd en werd de IJsselbrug gebouwd. Sa
menhangend met deze brug is toen ook
het spoor, met alles wat daarbij hoorde,
aangelegd. Tien jaar later zat het grootste
deel van de bevolking in de detailhandel
of nijverheid. Het was ook niet meer zo
gemakkelijk om arbeiders naar Zutphen
toe te halen, omdat er ook zónder die
mensen al een hevige woningnood was.
Al die mensen pasten gewoon niet in het
kleine Zutphen.
AI met al was Zutphen niet meer aantrek
kelijk voor grote bedrijven. Zelfs al zou de
stad het willen, er waren teveel barrières
voor particulieren.
De Zutphense economie dreef, na het fail
lissement van de nijverheidspolitiek, nog
steeds op kleinschaligheid. Zutphen leef
de op de detailhandel; later ook steeds
meer op de dienstensector.
Wat werd gebouwd in Zutphen?
In die tijd van stagnatie - eind vorige en
begin deze eeuw - is er op ruimtelijk ge
bied toch wel wat gebeurd. Toen de ves-
16