20. GAZ: De Worf inv.nr 3 reg. 1291want
it nyet zedelick eerlick noch geboirlick en were
dat sy onder den gemeynen volck gain ind die
misse hoeren solden, alss anderen die nyet vits-
etz en weren
21Zie Bériac, Histoire, 87-105 en Pichon, G.
'Essai sur la lèpre du haut Moyen Age', Le
Moyen Age XC (1984) 331 -356.
22. Bériac, Histoire, 122-134.
23. GAZ: De Worf inv.nr 22 reg. 547. Zie bo
vendien GAZ: Archief Vicarieën (ongeïnventari
seerd): oorkonde van 14 februari 1426.
24. Fink, K.A., ed. Repertorium Germanicum,
IV,3 (Berlijn, 1958) kolommen 3822-3823.
25. GAZ: De Worf inv.nr 24 reg. 646.
26. Voor de heilige Joris zie onder andere:
Lucchesi Palli, E en Braunfels, S. 'Georg' Lexikon
der Christlichen Ikonographie, VI (Rom etc.,
1974) kolommen 365-390.; 'Georg' Lexikon des
Mittelalters, IV (München/Zürich, 1989) kolom
men 1273-1275. en Kok, H.J. Proeve van een on
derzoek van de patrocinia in het middeleeuwse
bisdom Utrecht (Assen, 1958) 114-128.
27. 'Drache' Lexikon des Mittelalters, III
(München/Zürich, 1986) kolommen 1339-1346.
28. Avril, Joseph 'Le ille concile du Latran et les
communautées de lépreux' Revue Mabillon,
Études d'Histoire Monastique en France, LX
(1981)21-76.
29. GAZ: De Worf inv.nr 2 reg. 1285 en De
Worf inv.nr 3 reg. 1291
30. GAZ: De Worf inv.nr 15. Het betreft een in
deze band gelegde schriftelijke verklaring van de
priester Gerit Gensken van 20 april 1453.
31GAZ: De Worf inv.nr 5. Het gaat om de ver
geving van de kapel op 'de Worf' door het stads
bestuur van Zutphen aan de priester Meynart van
Quackenbrugge in 1555.
32. GAZ: De Worf inv.nr 2 reg. 1285:dat wy
ther eren Gaitz, der hilliger maeget Marien ind
den hilligen vrunt Gaitz sunt Joryen eyn eerlicke
fundacie gemaickt ind ingesat hebben in kracht
des brieffs omb wailvaert aler gueder luede
die oir almissen gegeven hebben ind noch geven
sullen, omb trost ind selicheit oirre zielen
33. GAZ: Archief Kerkvoogdij Hervormde Ge
meente te Zutphen (voorl. inv.nr) doos 15 nr 12
(18 augustus 1441in behoeff der armer
melaetsche mensche, die voer onser groter kirc-
ken sitten en bidden.' Zie ook de oorkonde d.d.
Pasen 1442 waarin deze gift werd bevestigd
(GAZ: De Worf inv.nr 1 blz. 12). Opmerkelijk is
dat in het laatste geval de leprozen worden aan
geduid als: vden armen spittaels mensschen die
voer die grote kerke plegen to bidden'.
34. Zie onder andere de opgaven over de perio
de 1548-1578 in de rekening van de rentmeester
van 'de Worf' Meynart van Quaeckenbrugge
GAZ: De Worf inv.nr 11 (ongefolieerd).
35. GAZ: Archief Kerkvoogdij Hervormde Ge
meente Zutphen voorl. inv.nr 243a (Manuaal van
de kerkmeester Alphart van Tyll, 1537-1540) fol.
141.
36. Over dit onderwerp bestaat een omvangrijke
hoeveelheid literatuur. Ik baseer me hier hoofd
zakelijk op: Vandenbroeck, P. Jheronimus Bosch.
Tussen volksleven en stadscultuur (Berchem,
1987) hoofdstuk 2 en De Mecheleer, L. 'Armoe
de in de late middeleeuwen' in: L. De Meche
leer, ed. De armoede in onze gewesten van de
middeleeuwen tot nu (Brussel, 19919-41Zie
verder: Geremek, B. Het Kaïnsteken. Het beeld
van de armen en vagebonden in de Europese li
teratuur van de 15e tot de 17e eeuw. Baarn,
1992 en voor de Noordelijke Nederlanden:
Kossmann-Putto, J.A. 'Armen- en ziekenzorg in
de middeleeuwen: verschillen tussen oost en
west' Overijsselse Historische Bijdragen, 100
(1985) 7-22 en de verschillende bijdragen in het
themanummer 'Armoede en armenzorg' van het
Tijdschrift voor Geschiedenis, 88 (4) (1975).
37. GAZ: Archief Oude en Nieuwe Gasthuis
inv.nr 47.
38. Loon, W. van, ed. Groot Gelders Placaet-
Boeckl dln. Nijmegen, 1701 en 1703.
39. GAZ: De Worf inv.nr 7. Voor andere docu
menten met betrekking tot de verschillende le-
prozengilden, zie: Schevichaven, H.D.J. van 'Een
Geldersch melatengild (1554)' Bijdragen en Me-
dedeelingen Gelre, XII (1909) 380-382 en Veen,
J.S. van 'Het Zutphensche leprozengild' Bijdra
gen en Mededeelingen Gelre, XVIII (1915) 151
164.
40. Vergelijk de volgende passage in dit docu
ment (GAZ: De Worf inv.nr 7):datt onder
hon melaitschen disser Graeffschap Zutphen und
oeren naekoemelingen ein guede ordonnancie
discipline vnd religion des levens, mit oick fride
unnd den godelichen dienst geobserviert, und
die vrembde vithemsche vagabunde meiaitsche
und krancke menschen (die sych nu alle daige
mehr vnd mher In yetz gemelte Graeffschap vin
den laiten und oire untucht und boese leven
apentlick untdecken) uith den selver Graeffschap
gekiert unnd gehalden werden moegen.'
10