delijke elite in Zutphen waren deze
ideeën niet vreemd. In een in de 16e
eeuw door raadsleden ontworpen regle
ment ten behoeve van het Oude Gasthuis
werd het personeel gewaarschuwd scherp
toezicht te houden op de vreemde bede
laars die het gasthuis zouden bezoeken,
"soe dat gemeinlicke boven ende
andtloppers, misdaders, mortbanners, we-
derdoipers ende onverlaithen ende onbe-
kande loije menschenn synn".37 Natuurlijk
bestond de onderverdeling in beide cate
gorieën armen en bedelaars in eerste in
stantie slechts in de verbeelding van de
mensen en kwam ze maar voor een deel
overeen met de werkelijkheid. Dat verhin
derde niet dat de overheid strenge bepa
lingen placht te nemen tegen vagebon
den, vreemde bedelaars, zigeuners en ge
demobiliseerde soldaten. Een blik in het
Groot Gelders Placaetboek maakt al snel
duidelijk dat met name in de jaren '50 en
'60 van de 16e eeuw een groot aantal
plakkaten door de Habsburgse vorsten of
hun ambtenaren werd uitgevaardigd om
deze groepen uit de graafschap Zutphen
en het hertogdom Gel re te weren.38
Precies in diezelfde periode maken de
bronnen melding van de leprozengilden
in de graafschap Zutphen en het hertog
dom Gel re. In de statuten voor het lepro-
zengilde van de graafschap Zutphen uit
1560 werd het bestaan van het gilde na
drukkelijk gelegitimeerd.39 De formulering
werd ontleend aan het nieuwe vertoog
over "goede" en "slechte" bedelaars. Doel
van het gilde was de handhaving van dis
cipline, orde, vreedzaamheid en vroom
heid onder de leprozen in de graafschap
Zutphen. Dit impliceerde dat vreemde uit
heemse vagebonderende leprozen moes
ten worden geweerd. Hun aantal zou vol
gens deze oorkonde onrustbarend toene
men en ze schaamden zich niet hun ont
ucht en boosachtige levenswandel aan de
dag te leggen.40 Het moge duidelijk zijn
dat in een dergelijk gilde overheid en le
prozen elkaar als het ware vonden. De
overheid had er alle belang bij dat de be
delende leprozen uit de eigen samenle
ving als groep duidelijk herkenbaar waren
en goed georganiseerd. Regulatie en orga
nisatie maakten tot op zekere hoogte con
trole mogelijk. De leprozen zelf ontvingen
van de overheid niet alleen een vorm van
rechtspraak en bestuur binnen de eigen
kring, maar wisten zich tevens met dit of
ficiële document gesteund in de concur
rentie met andere groepen bedelaars.
Vanuit een Zutphens standpunt be
schouwd, maakte de gildebrief van 1560
dan ook een onderscheid in drie groepen
leprozen:
(1)de leprozen afkomstig uit de stad
Zutphen. Ze behielden de bedelrech-
ten die ze vanouds in de stad Zutphen
hadden bezeten en hadden voor het
overige dezelfde rechten als de andere
leprozen in de graafschap.
(2) de leprozen afkomstig uit en woonach
tig in de graafschap. Ze mochten in de
steden in de regio één keer per maand
komen bedelen en op het platteland
eens in de veertien dagen.
(3) de vreemde leprozen van buiten de
graafschap. Aan hen werden geen be
del rechten toegekend.
Het bovenstaande betoog over bedel rech
ten heeft drie dingen duidelijk gemaakt. In
de eerste plaats dat de houding tegenover
leprozen ook werd bepaald door andere
factoren dan alleen de beeldvorming over
de ziekte lepra. Bovendien, dat die hou
ding in de loop der tijd zeer waarschijn
lijk geleidelijke wijzigingen onderging. En
ten slotte werd duidelijk, dat in plaats van
te spreken over "de" leprozen, beter on
derscheid kan worden gemaakt tussen
verschillende groepen ieprozen.
De conclusie dat middeleeuwse leprozen
zich bevonden in een spanningsveld tus
sen integratie en uitsluiting dient daarom
feitelijk als uitgangspunt van nieuw histo
risch onderzoek. Het gaat daarbij om de
bestudering van veranderingen in de ma
nier waarop diverse groepen in de samen
leving in de loop der tijd zich steeds op
nieuw een houding moesten geven tegen
over uiteenlopende categorieën lepralij
ders. Daarbij moet tevens gelet worden op
8