drachtgever met achter zich ge
noemde heilige.
Wat de schilder van de voorstel
ling betreft zouden de specialis
ten eens aandacht kunnen
schenken aan bovengenoemde
Joos(t) van Cleeve. Hij was als
schilder werkzaam tussen 1512
en 1541. Zijn vrouw wordt in
1542 weduwe genoemd21. Hij
was een bekend portretschilder
die o.a.in Antwerpen gevestigd
is geweest. Zijn zoon, die later
hoogmoedswaanzin kreeg, (de
Gekke van Cleeve) was ook
schilder.
Joos van Cleeve, de vader, is
volgens het schilderboek van
Karei van Mander een specialist
in het schilderen van een na
tuurlijke vleeskleur. Hij gebruik
te een handlanger, Joachim van
Patenier, een Waal, voor de
landschappen op de achter
grond. De schilders werkten als
een collectief. Pateniers land
schappen zijn volgens Knuttel22
zeer specifiek, met fantastische
rotspartijen, boomgroepen,
vreemde bouwwerken en derge
lijke. De omschrijvingen zijn in
overeenstemming met wat op
dit schilderij is te zien. De jaar
tallen kloppen. Joos van Cleve
schilderde een altaarstuk waarop
eveneens links en rechts knie
lende personen op een bidstoel.
Hun houding is dezelfde, met
gevouwen handen en een tekst
boekje, maar dat is natuurlijk
niet uniek. Het houtsnijwerk
van de poten van de bidstoel op
beide schilderijen komt overeen.
Dit altaarstuk maakt echter de
indruk door een betere vakman
te zijn geschilderd dan de
Zutphense memorietafel. Alle
gezichten op het Zutphense pa
neel hebben wel iets van 'hou
ten koppen' en alle neuzen zijn
op dezelfde manier gedaan. Het
bidstoeltje van Van Suchtelen
lijkt om te vallen door een ge
brekkig perspectief. Joos van
Cleef had dat misschien beter
gedaan.
Een grotere overeenkomst in
stijl met het Zutphense paneel
vertoont het werk van de zoge
naamde 'Utrechtse Meester',
van wie Timmers een reproduc
tie van een schilderij in het
Catharijne Convent in Utrecht
opnam. De 'Utrechtse Meester'
werkte ook in deze periode.
Zie voor de noten de volgende
pagina.
63