bladerde stelen van goud, de aren van de buitenkant iets naar buiten gebogen.' Het wapen van de 'kanunnik' toont eveneens drie aren in goud op een groen veld geplant. Alle andere wapens met koren aren uit de studentenverzame ling zien er anders uit. Een wa pen dat wel grote overeenkomst vertoont is van Johannes ten Oever consul (raad) van Hasselt in Overijssel, student in Leiden (afdeling I, nr. 207). Bij hem is de voorstelling identiek, maar de kleur achter de aren is azuur en niet groen. Terugzoekend op 'Van Oever' in diverse inventarissen van het stadsarchief in Zutphen lazen we in het Tweede Stuk van het Oud-Archief, onder regestnum mer 1691 van 17 september 1512: De officiaal van de proost en aarts diaken van de St Lebuïnuskerk in Daventriaoorkondt dat Everhar- dus Tijoijncky burger van Zutpha- niazijn straf wegens geweld ge pleegd tegen Johannes ten Oever, priester en vicaris in de St Walburgiskerky geboet heeft en geabsolveerd is. (zie afb 2, pag. 61de onderstreping komt niet voor op het orgini- neel). In 1512 wordt Ten Oever niet kanunnik genoemd. Bij Meinsma vinden we Ten Oever alleen vermeld in 1516 als 'op ziener van het Keppelmanshuis'. Dat huis is genoemd naar de kanunnik Johannes Keppelman, die in de Proostdijsteeg een huis voor armen stichtte6. Zo'n op ziener had het recht op de bo venverdieping van het Keppel manshuis te wonen. Er bleken echter meer vind plaatsen te zijn met betrekking tot Johannes ten Oever. Op 28 april 1518 werd hij ge noemd in een oorkonde uit het kapittelarchief. 'Heer Jan ten Oever, vicaris' was toen execu teur van het testament van Lu- dolf van Haeren7. Diens huis 'in de straat van de vijff huyzen' werd toen verkocht. Die straat liep langs de zuidzijde van de Walburgiskerk, waar de school en de bouwfabriek van de kerk stonden. Ludolphus van Haeren was volgens deze oorkonde ka nunnik en overleed op 14 april 1518. In 1486 deed van Haeren een schenking uit een huis in de Lange Hofstraat. Hij werd toen 'meester' genoemd en had als achternaam ook Straetemeker8. Een familie Van of Ten Oever kwam al een eeuw eerder in Zutphen voor. In het stadsar chief werd voor het eerst in 1412 en weer in 1421 een Derick op ten Oever vermeld; in het tweede geval met zijn vrouw Wyse. Ze kochten en verkochten gedeeltelijk land in Steenderen. In 1429 verkochten Wyse, die kennelijk was hertrouwd met Evert die Meyer, en Willem Derycksz opten Oever, haar zoon, het resterende land in Steenderen9. In de stadsrekening van 1457 is sprake van Gerrit ten 0(e)ver, die incidenteel als opperknecht (bouwvakker) in stadsdienst is opgetreden10. Iedereen in de stad stak toen op zijn beurt vier dagen een helpende hand uit bij de bouw van de nieuwe Veer- toren (Bourgonjetoren). Op 1 februari 1471 trouwde Wolter Op ten Oever onder huwelijksvoorwaarden met Mechteld, dochter van Jacob en Fenne Bungeners. Van deze huwelijksvoorwaarden is een oorkonde op perkament be waard waaraan nog vier van de acht zegels hangen. Een van de getuigen was de pastoor van Steenderen, Andries van Amp- sen, later kanunnik in Zutphen. Zijn zegel, het bekende anker- kruis uit het wapen van Amp- sen, is gaaf aanwezig. De tweede getuige was de Heer van Baak en de derde - namens Wolter Op ten Oever - was de Heer van Brantsenborg (tussen Baak en Vorden). Alle drie getuigen be hoorden tot de ridderschap. De familie Ten Oever was ken- 58

Periodiekenviewer van Erfgoedcentrum Zutphen

Zutphen (vanaf 1982) | 1993 | | pagina 4