5
Een unieke archeologische
ontdekking in 1863
Archeologisch onderzoek in
Zutphen staat pas de laatste ja
ren in de belangstelling als ge
volg van vele opgravingen en
vondsten. Toch is er in de vori
ge eeuw een periode geweest dat
er een bijzondere aandacht was
voor bodemvondsten uit eigen
stad en streek. Dit heeft twee
oorzaken: in de eerste plaats
voedde de stroming van de Ro
mantiek de interesse voor het
verleden bij de burgerbevolking.
In Zutphen zijn mensen als
Tadama, Staring, Sloet, Pleyte
en Janssen (de laatste twee als
directeur Rijksmuseum voor
Oudheden te Leiden) van in
vloed geweest op de algemene
aandacht voor bodemvondsten.
Ten tweede mocht de stad vanaf
1850 deels en vanaf 1874 haar
vesting vrijwel geheel slechten
en de terreinen voor woning
bouw geschikt maken.
In 1863 kwam de eerste spoor
verbinding, inclusief spoorbrug
en station, tot stand. Door deze
intensieve grondactiviteiten
kwamen veel archeologische
vondsten aan het licht.
Juist in deze periode (1850
1890) treft men in de gemeente
verslagen vele vondstmeldingen
aan van uiteenlopende aard:
prehistorische werktuigen als
'donderbijlen', Romeinse mun
ten, middeleeuwse gedenkste
nen, kruiken en potten cvan
hoogen ouderdom' en een hou
ten wegdek in de Lange Hof
straat.
In het gemeenteverslag van
1863 is sprake van een opmer
kelijke ontdekking: Den 7 Mei
1863 zijn bij de vergravingen voor
de nieuwe vestingwerken van de
vroegere contre-escarpe tegen over
de thans verdwenen weide de
Lijmerij eene menigte zogenaamde
jacoba-kannetjes op eene aanmer
kelijke diepte onder den grond
gevonden; een vijftigtal van ver
schillende grootte en soort werd
daarvan geheel onbeschadigd te
voorschijn gebragtzij zijn voor het
meeren deel ongeglazuurd. Hoe die
menigte kannen daar gekomen is,
valt niet ligt uit te maken. Aan
eene pottenbakkerij schijnt er niet
gedacht te kunnen wordenaange
zien er in de resolutieboeken en re
keningen der stad niets dienaan
gaande gevonden wordt; op de
plaats echter, waar zij werden ont
dekt, stroomde tot in het laatst der
16e eeuw de Berkel, om zich door
de Stadsweide, later afgegraven en
genoemd de Lijmerij en Houtwal,
in den IJssel te storten; het kan dus
zeer goed zijn dat een eeuw of drie
geleden een schip met kannen ge
zonken is, waarvan nu de over
blijfselen gevonden zijn. Het wel
zand, dat in de meeste dier kannen
gevonden werd, versterkt dat ver
moeden. De klei, waaruit zij ver
vaardigd zijnwordt alhier niet in
de onmiddellijke nabijheid gevon
den. Enkele ongeschonden kannen
zijn door de gemeente verkregen en
worden op het gemeentehuis be
waard.
Nagenoeg hetzelfde verslag staat
in de Zutphensche Courant van
9 mei 1863.
De gevonden kannen zijn on
miskenbaar steengoedkannen
uit Siegburg, die ongevlamd en
ongeglazuurd grofweg tussen
1325 en 1450 gedateerd kunnen
worden. Het klassieke jacoba-
kanmodel, slank en hoog, komt
vooral tussen 1375 en 1425
voor. We kunnen de kannen
niet nauwkeuriger plaatsen om
dat de overgeleverde exempla
ren bij de brand in het museum
(bij de bevrijding van Zutphen
in 1945) verloren zijn gegaan.
Er zijn (voorzover ik weet) geen
foto's of afbeeldingen van de
kannen. Waar de rest van de 50
geborgen exemplaren is geble
ven, is onbekend.
De lokatie van de vondst is op
merkelijk. De Lijmerij was het
weidegebied waar nu de Haven
straat en de gedempte Noorder
haven is. Omdat het spoor en
het station op de 17e-eeuwse
vesting waren aangelegd, werd
de nieuwe vesting in 1863 ten
74
De archeologische werkgroep