niveau van de aan te leggen vloer deed men echter een zeer gelukkige vondst. In vermoede lijk een oude kuil werden drie nagenoeg gave kannen aange troffen. De kannen van zoge naamd protosteengoed, vervaar digd in het Duitse Siegburg dateren uit het midden en derde kwart van de 13e eeuw. Dit is ver voor de bouw van het huis in de Late Middeleeuwen. Uit de archieven blijkt dat dit terrein in de 15e eeuw nog een niet bebouwd terrein was. De toenmalige bezitter, het klooster van de dominicaner broeders, verkreeg deze grond pas op zijn vroegst aan het eind van de 13e eeuw. Wat de aard van de bebouwing in de tijd van de drie kannen (1250-1275) was, is onbekend. In 1988 vond de archeologische werkgroep in het pand Turf- straat 7, even om de hoek, een groot aantal gave exemplaren en fragmenten van deze proto- steengoed-kannen. De kannen werden aangetroffen in de res tanten van een verbrand ge bouwtje dat vermoedelijk als bierbrouwerij dienst heeft ge daan. De eigenaar van het pand schonk de kannen aan het Ste delijk Museum alwaar zij te zijner tijd te zien zullen zijn. Bovendien besloot hij in overleg met de architect en de winkel exploitant alle bouwsporen zo veel mogelijk te behouden en in het zicht te laten. Een bezoek aan de winkelruimte is daarom voor de bouwhistorisch geïnte resseerde klant een waar avon tuur. Op grond van bouwhistorische kenmerken, zoals de korfbogen en enkele fraai geprofileerde houten consoles onder de moer- balken, kan de bouwdatum van het pand gesteld worden op de late 15e of de eerste helft van de 16e eeuw. We kunnen het voor komen van korfbogen goed zien in de voorgevel van huis 'Dat Bolwerk' uit 1549 aan de Zaad- markt. Door deze bouwhistorische- en archeologische gegevens te kop pelen aan de gegevens die ar chiefonderzoek opleveren, is het mogelijk de historische situering van dit pand en zijn vroegste bewoners nader in te vullen. Voor de bewonersgeschiedenis biedt immers het Stadsarchief interessante gegevens. Dankzij het onvolprezen historisch ka daster, een historisch overzicht van de eigendomsoverdrachten en hypotheekstellingen van vóór de invoering van het kadaster, is het mogelijk een reconstructie te maken van dit deel van de stad, teruggaande tot in de 15e eeuw. De eerste vermelding van het perceel Turfstraat 21 is in 1453. In dat jaar verkopen Goedken ten Loe en zijn vrouw Alyt de helft van een huis, gelegen in de Turfstraat aan Jacob Dreyer. Het bedoelde huis, Turfstraat 23, grensde ten noorden aan Andries Glaesemaecker, even eens ten noordwesten en voor de rest grensde het 'aan Moeni- ken Hof. Daarmee wordt dan de hof bedoeld van het klooster van de predikbroeders of domi nicanen. Dit klooster werd in 1293 in dit gedeelte van de stad gevestigd door schenking van het terrein van gravin Margare- tha van Vlaanderen, echtgenote van graaf Reynald van Gelre1. Deze schenking wijst er op dat het terrein van de predikbroe ders van oorsprong grafelijk be zit was, zoals ook zoveel andere percelen in de wijk Barlheze. Het gehele complex van het Broederenklooster strekte zich uit van de Apenstert, een vroe gere zijstraat van de Kreynck- straat, richting Rozengracht, tot aan de Turfstraat. De Rosmo- lensteeg herinnert nog aan de middeleeuwse periode toen dit terrein eigendom was van de broeders die hier hun rosmolen hadden staan. Ook het perceel naast het huis van Goedken ten Loe behoorde blijkens de ver 66

Periodiekenviewer van Erfgoedcentrum Zutphen

Zutphen (vanaf 1982) | 1993 | | pagina 12