Michel Groothedde en Richard Hermans Verrassende bouwhistorische gegevens in het pand Turfstraat 21 In de maanden mei en juni 1993 vonden er verbouwings werkzaamheden plaats in het modewinkelpand Turfstraat 21. Teneinde de winkel te vergroten werden de twee kelders onder het pand ingrijpend verbouwd. De begane grond werd geheel ontmanteld, de stenen zijgevels ontdaan van voortgezette wan den en systeem- en stucplafonds verwijderd. Tijdens deze werk zaamheden bleek dat achter deze jonge aankleding een eeuwenoud gebouw schuil ging. De eigenaar van het pand, de winkelexploitant en de stads- archeoloog zijn enkele dagen enthousiast bezig geweest de ge heimen van de oude muren vrij te bikken. In de linker zijgevel werden de bouwsporen gevon den van zes laatgotische korf bogen. In de rechter zijgevel kwamen de sporen van drie van de zes korfbogen achter het pleisterwerk aan het licht. Een deel van de linkermuur vanaf de straat was nog bepleisterd en in één van de bogen (vanaf de straat de eerste links) kwam een lichtblauwe, mogelijk oorspron kelijke verflaag aan het licht. In de achtergevel werd de aan zet van één van de oorspronke lijk drie korfbogen aangetroffen. De gevelwanden van het inte rieur hebben door de lange be- woningsgeschiedenis veel te lij den gehad. De muren zijn dan ook boeiende bouwhistorische documenten waarin veel af te lezen valt over de geschiedenis van het pand, de functieveran deringen, verbouwingen en modernisering. Zo zijn drie rookkanalen met resten van haardplaatsen in de afgelopen eeuwen door het systeem van korfbogen heen gebroken. Eén rookkanaal en een aantal boognissen zijn in de 19e eeuw dichtgemetseld en uitgevlakt teneinde een vlakke wand te krijgen. Achter de verlaagde 19e en 20e eeuwse plafonds bleek een, eveneens laat-gotisch, eiken bal- kenplafond van moerbalken en kinderbinten schuil te gaan. De ruimte moet oorspronkelijk in een voor- en achterdeel opge deeld zijn geweest. De onregel matig grotere afstand tussen de derde en vierde boognis en bouwsporen in het balkenpla- fond wijzen op een scheidings wand. Al met al oogt de begane grond als een zeer representatieve grote en hoge ruimte, ongeveer 16 meter lang, meer dan 6,5 meter breed en 4,25 meter hoog. Bij een verkenning in de reeds eerder gerenoveerde en bewoonde verdiepingen bleek het pand zelfs nog in het bezit te zijn van de oorspronkelijke eiken kapconstructie. De achtergevel dateert tot in de top uit de laat-middeleeuwse bouwtijd al zijn de vensters in later eeuwen aanzienlijk ver groot en is de gevel afgeknot en gepleisterd. Mogelijk gaat zelfs achter het pleister van de voor gevel een restant van de oude gevel schuil. Onder het pand bevinden zich twee kelders die eveneens in de Late Middeleeuwen zijn te date ren. De achterste (grote) kelder is in later tijd verbonden met de kleinere kelder aan de straatzijde door middel van een gang met een keldertrap. De kelders wer den geheel ontgraven en ver bouwd om als winkelruimte dienst te doen. Bij een archeolo gische verkenning bleek dat on der de verwijderde vloeren van de kelderruimten geen oude be- woningssporen en lagen meer aanwezig waren. Een groot deel was verstoord door recente ver gravingen en in het onverstoor de deel werd schoon zand aan getroffen. Tijdens het uitbreken van de niet onderkelderde mid denruimte tussen de twee kel ders trof men wel enige bewo- ningslagen en vondsten aan. Het betrof veelal aardewerk uit uiteenlopende perioden vanaf de 13e eeuw. Ongeveer op het 65 Des dossiers husinghes

Periodiekenviewer van Erfgoedcentrum Zutphen

Zutphen (vanaf 1982) | 1993 | | pagina 11