Het pand was door de domini
canen ter beschikking gesteld
van een aantal devote vrouwen
en zij hielden er, getuige de uit
1340 daterende statuten van het
convent, tezamen met het stads
bestuur, toezicht. Er is geopperd
dat het Oude Convent een con
vent van de derde orde der do
minicanen geweest zou zijn,
maar het feit dat iedere zuster in
haar eigen levensonderhoud
voorzag en haar eigen bezittin
gen behield, spreekt dit tegen.
De status als begijnhuis heeft er
ook toe geleid dat het Oude
Convent in haar hele bestaan
nauwelijks grondbezit en renten
heeft verworven.
Het Rondeel
Een derde instelling die in Zut-
phen ontstond was het Rondeel.
Op 14 februari 1334 stelde Al-
fardus Martini (Dryneman) zijn
huis op het huidige Hagepoort-
plein, het Rondeel geheten -
een overbodig geworden hoek
toren van de verdedigingswer
ken der stad - ter beschikking
van de enkele (ongehuwde)
vrouwen die tot dan in een huis
in de Nieuwstad, in vrijwillige
armoede samengewoond had
den. Bij deze gelegenheid wer
den voor de zusters statuten op
gesteld, waaruit naar voren
komt, dat zij een gemeenschap
pelijk leven dienden te leiden.
Zo werden de inkomsten van de
zusters uit hun grond- en rente-
bezit gebruikt voor het levens
onderhoud. Zij deden echter
geen afstand van hun onroeren
de goederen. Vooral dit laatste
is karakteristiek voor begijnen,
zodat we ook het Rondeel, bij
gebrek aan een betere term een
begijnhuis mogen noemen. Het
is mogelijk dat Geert Grote, die
Zutphen enige malen heeft be
zocht, het Rondeel heeft gekend
en het leven in deze instelling
voor ogen heeft gehad bij het
opstellen van de eerste statuten
voor het Meester Geertshuis in
Deventer.
Adamanshuis, Heer
Hendrikshuis, Isendoorn
Na het ontstaan van de drie bo
vengenoemde begijnhuizen,
rond het begin van de 14e eeuw,
is er tot het eind van die eeuw
geen sprake meer van nieuwe
stichtingen. De beweging van
Geert Grote (de Moderne De
votie) sloeg echter ook in Zut
phen aan en het ontstaan van
drie nieuwe conventen, het Ada
manshuis aan het Oude Wand,
het Heer Hendriks- of Wolfs-
huis dat gelegen was aan de hui
dige Gasthuisstraat (Nieuwstad)
en Isendoorn, aan de gelijkna
mige straat, moet dan ook in dat
licht gezien worden. Voor de
eerste twee huizen is de band
zeer duidelijk. Beide hebben na
melijk tot 1408 onder de geeste
lijke leiding van Johannes Brin-
kerinck, de uit Zutphen afkom
stige volgeling van Geert Grote,
gestaan en ook in later tijd ston
den paters, afkomstig uit één
van de broederhuizen van het
Gemene Leven aan het hoofd.
Desondanks ontwikkelden beide
conventen zich verschillend. In
1408 deden de zusters in het
Heer Hendrikshuis afstand van
hun persoonlijke bezittingen ten
gunste van het convent, terwijl
die in het Adamanshuis pas in
1456 dit voorbeeld volgden. Dit
plaatst ons voor een probleem.
Als we dezelfde criteria toepas
sen als voor het Rondeel, dan
moeten we beide, respectievelijk
tot 1408 en 1456 tot de begijn
huizen rekenen en pas na die
tijd tot de zusterhuizen van het
Gemene Leven. Dit zou echter
afbreuk doen aan de intentie
van Geert Grote, die de zuster
huizen juist afzette tegen de in
stellingen van de begijnen. Mis
schien is het juister om, in de
geest van de oorspronkelijke sta
tuten van het Meester Geerts
huis, naast de begijnhoven en de
instellingen der tertiarissen, te
spreken van zusterhuizen, waar
onder zowel die van het Geme
ne Leven, alsook (een aantal
31