Richard Hermans
In het archief van de predikhe
ren of dominicanen, aanwezig in
het Zutphense Stadsarchief, be
vindt zich een bijzonder docu
ment. Het dateert van 27 augus
tus 1390 en is om een aantal
redenen van belang.
In de eerste plaats is het één van
de schaarse archiefstukken die
getuigen van de aanwezigheid
van deze door Dominicus de
Guzman in 1216 opgerichte be
delorde in de stad. En in de
tweede plaats is de inhoud bij
zonder interessant. Niet minder
dan 250 Zutphense families,
vrijwel de gehele toplaag van de
eind 14e-eeuwse samenleving,
worden met name genoemd en
in verband gebracht met de pre
dikheren. De proost van het ka
pittel van St Maarten in Emme
rik verbiedt in de genoemde
oorkonde deze families nog ver
dere omgang te hebben met de
bedelmonniken op straffe van
excommunicatie. De oorzaak
van deze drastische maatregelen
had een even ordinaire als rele
vante achtergrond.
De dominicanen waren verwik
keld geraakt in een conflict met
het machtige kapittel van de
kerk van St Walburg in de stad
over de betaling van een zekere
tegemoetkoming in gederfde in
komsten van dat kapittel. Door
dat de predikheren weigerden
om, op het dringende verzoek
van het kapittel financieel over
de brug te komen, in te gaan,
werden zij geëxcommuniceerd
en buiten de geloofsgemeen
schap geplaatst. En iedereen die
zich voortaan nog met hen inliet
plaatste zich eveneens buiten de
geloofsgemeenschap.
In deze akte weerspiegelt zich
op compacte maar heldere wijze
de relatie die het predikheren-
klooster honderden jaren heeft
gehad met de stad Zutphen en
haar inwoners. En bovenal
weerspiegelt zich daarin de ver
houding tussen de twee voor
naamste religieuze instellingen
in de stad: het kapittel van
St Walburg en het klooster der
predikheren. Het zijn deze beide
instellingen die tezamen met het
stadsbestuur in sterke mate het
gezicht hebben bepaald van het
middeleeuwse Zutphen. Van zo
wel het kapittel als het stadsbe
stuur is de geschiedenis dankzij
het overgeleverde bronnenmate
riaal redelijk goed te bestuderen.
Datzelfde geldt helaas niet voor
de predikheren. Onderzoek naar
de rol en betekenis van de broe
ders is lastig en zit vol lacunes
en vraagtekens.
Het conflict van 1390 spitste
zich zoals gezegd toe op een fi
nancieel verschil van mening.
Het kapittel vond dat het de
oudste religieuze instelling van
de stad was en daarom ook de
oudste rechten had. Met de
komst van de dominicanen er
gens rondom het jaar 1288 was
er een eind gekomen aan de reli
gieuze hegemonie van het kapit
tel en dat betekende potentiële
conflicten. Vooral het feit dat de
predikheren ook zielzorg uitoe
fenden en gerechtigd waren be
grafenissen te verzorgen en sa
cramenten toe te dienen, was
het kapittel een doorn in het
oog. Dat betekende immers di
rect aantasting van haar inkom
sten. Toch konden beide instel
lingen rekenen op de steun van
de graaf, later hertog, van Gelre.
De vestiging van de predikheren
in de stad zal zeker met grafelij
ke steun zijn gebeurd. In ieder
geval bleek de support van die
zijde in 1293. In dat jaar, ruim
vijf jaar na de eerste vermelding
van de predikheren in Zutphen,
werden de broeders in staat ge
steld een groot terrein in ge
bruik te nemen direct langs de
Berkel in de wijk Barlheze.
Daarvoor woonden zij in een
pand op de hoek van de Oude
Wand - Komsteeg, in het nieu
we 13e eeuwse uitbreidingsge
bied de Hagen. Het was de
echtgenote van de graaf van
Gelre, Margaretha van Vlaande
ren die de broeders daartoe de
gelegenheid bood door dit ge
bied in de Barlheze ter beschik-
De predikheren te Z1288=1591