wikkelde constructie heeft wel licht te maken met het feit dat in de Late Middeleeuwen bij het passiespel, voorafgaand aan de paasviering, het crucifix meege dragen werd en daarom demon tabel moest zijn. De gaten in de Maria- en Johan- nesfiguur duiden wellicht ook op een bevestiging van later toe gevoegde gebeeldhouwde figu ren. Opmerkelijk zijn ook de sporen van horizontale planken en nagelgaten. Daaruit blijkt dat de kast in gebruik is geweest als legkast. Wellicht is dat gebeurd in de periode van de Opstand door de veroveringen van de stad door de geuzen. Hoewel Zutphen in 1566 niet zwaar te lijden heeft gehad van de Beel denstorm, werden zes jaar later toch aanzienlijke vernielingen toegebracht aan gebouwen en kunstvoorwerpen. De twee sloffen waarop de kast rust zijn authentiek gebleken in het onderzoek, waardoor duide lijk is dat de kast zonder de ge bruikelijke predella (optrede waarop het altaar rust) op de re tabel (achterzijde van het altaar) geplaatst werd. Ook authentiek zijn de aan weerszijden bevestig de ijzeren scharnieren. De mid deleeuwse nagels zijn versierd met een ingebeiteld rozetmotief. Bij de meest recente restauratie werden alle latere toevoegingen verwijderd. Op plaatsen waar dit om redenen van constructie niet mogelijk was werd beukehout of in kleur afwijkend eikehout ge bruikt. De diverse onderdelen werden stevig, maar demontabel gehecht waarbij het hout steeds kan blijven 'werken'. In de hui dige opstelling van de altaarkast is bewust gekozen voor een plaatsing vrijstaand in de ruim te. Om nieuwe inscripties en graffiti tegen te gaan is de ach terzijde afgedekt met een plaat lexaan. Het uiterlijk van de kast maakt duidelijk dat deze gemaakt moet zijn door een lokale kistenmaker rond 1415. Ook de toepassing van sloffen als onderkant in plaats van een predella duidt op een heel eenvoudige werkwijze. Uit het materiaaltechnisch on derzoek is gebleken dat altaar en altaarkast oorspronkelijk tegen een buitenmuur stonden en dat waarschijnlijk vanaf het begin van de 16e eeuw de kast vrij staand opgesteld was. Mogelijk zijn toen de gebeeldhouwde fi guren van Maria en Johannes toegevoegd. De beschildering De least is beschilderd in lijm- verftechniek. De voorstelling verkeert in een tamelijk slechte toestand. De recente restauratie heeft daarin nauwelijks verande ring kunnen brengen. De condi tie van de beschildering was tot het moment van de recente con servering bepaald zorgwekkend. Van de beschildering op de bui tenzijden van de luiken is nau welijks iets over gebleven en vooral aan de onderkant waren diverse watervlekken te zien. De zwarte ondergrond rond de figu ren bladderde aanzienlijk. Veel oude retouches zijn al met het blote oog zichtbaar. Het meest opvallende retoucheerwerk is te zien in de plooival links en rechts in de mantel van Johan nes. Sterk aangetast waren ook de voorstellingen van de heili gen op de zijluiken. De verfla gen zijn hier uiterst dun en op een aantal plaatsen zelfs hele maal weggesleten. Vooral het hoofd, de handen van de heili gen en de onderkant van het pa neel zijn sterk beschadigd. Uit onderzoek werd duidelijk dat de kast oorspronkelijk vrij wel geheel was beschilderd en dat deze beschildering aange bracht is na het monteren van het crucifix. De afbeeldingen werden aangebracht op een krijtachtige ondergrond. De fi guren zijn geverfd met pigmen ten kalkwit en een verscheiden heid aan aardkleuren zoals gele oker, bruinen en vermiljoen en een niet geïdentificeerd transpa- 44

Periodiekenviewer van Erfgoedcentrum Zutphen

Zutphen (vanaf 1982) | 1993 | | pagina 22