In het navolgende zal daarom eerst ingegaan worden op de huishouding van de Walburgs- kerk in de Middeleeuwen en vervolgens op de liturgische ge bruiken in die kerk. De huishouding van de Walburgskerk in de Middele eu wen De Walburgskerk was een colle giale of kapittelkerk, dat wil zeg gen dat er aan de kerk een ka pittel was verbonden, een college van geestelijken. Het kapittel van St Walburg is een relatief oude stichting. Het wordt voor het eerst genoemd in een oorkonde van 1059. Wie het heeft opgericht is onduidelijk; als de graaf van Zutphen het niet zelf heeft opgericht, dan heeft hij het kapittel al wel zeer snel onder zijn invloed kunnen brengen. Dit blijkt uit het feit dat hij het recht van benoeming had van de kanunniken. Een uitzonderlijk gegeven, want bij na alle kapittels van boven de grote rivieren zijn gesticht door de bisschop van Utrecht. Het kapittel bestond uit 12 ka nunniken. Deze hadden elk recht op een aandeel in de in komsten uit het vermogen van het kapittel. Anders dan monni ken die de gelofte van armoede hadden gedaan, waren kanunni ken sinds het concilie van Aken (816) gerechtigd om bezit te hebben. Een aandeel in de in komsten van het kapittel heette een prebende. Het vermogen van het kapittel bestond hoofd zakelijk uit landerijen en boer derijen, huizen binnen en buiten de stad, inkomsten kwamen ver der uit schenkingen, legaten en giften van gelovigen. Het verde len van de inkomsten gebeurde op bepaalde dagen in het jaar. Meestal waren dat vaste feestda gen in het jaar zoals de feestdag van St Maarten (11 november), St Pieter (22 februari), St Wal burg (25 februari of 1 mei). Een deel werd ook verdeeld als pre sentiegelden, dat wil zeggen aan de hand van de aanwezigheid bij de religieuze verplichtingen. Van de 12 kanunniken moesten er zes tot priester gewijd zijn, waardoor ze gerechtigd waren tot het opdragen van de mis en het bedienen van de sacramen ten. Drie moesten diaken zijn en drie mochten subdiaken zijn, ze waren wel geestelijken maar hadden niet alle wijdingen on dergaan voor het priesterschap. De deken (decanus) was voor zitter van het kapittel en had toezicht op het geestelijk leven; hij was verantwoordelijk voor de uitoefening van de religieuze verplichtingen door de geestelij ken aan de kerk verbonden. Verder waren er de thesaurarius (penningmeester) en de scholas ticus (schoolmeester). Laatstge noemde was verantwoordelijk voor de kapittelschool, waarvan de leerlingen met hun koorzang de eredienst opluisterden. Ook was er de camerarius, die ver antwoordelijk was voor de pe riodieke uitkeringen aan de ka nunniken en de uitdeling van de presentiegelden aan de geestelij ken die de koorgebeden bij woonden. Verder waren er 17 vicarissen, priesters voor het le zen van missen op (zij)altaren, die gelezen moesten worden omdat er een vicarie (stichting) voor was opgericht, of omdat voor een bepaald aantal missen was betaald. Er waren drie cho- risocii (koorgenoten), verder waren er scholaren, (koorkna pen, meestal leerlingen aan de kapittelschool) en choraulen (voorzangers). De Walburgskerk was behalve de kerk van het kapittel ook de parochiekerk voor de oude bin nenstad en de Spittaalstad, dat wil zeggen dat de geestelijkheid van de kerk belast was met de zielzorg en de bediening van de sacramenten in dit gebied. De deken van het kapittel was tevens pastoor. Hij liet de ziel zorg grotendeels aan andere le den van het kapittel of vicarissen

Periodiekenviewer van Erfgoedcentrum Zutphen

Zutphen (vanaf 1982) | 1993 | | pagina 12