gen - ondanks de kritiek op en
kele onderdelen - 'Wij mogen
de Gemeente geluk wenschen
met dit verbeterde werk, dat
naar ons inzien volkomen vol
doende zal bevonden worden,
waarvan het fundament nu een
maal duurzaam gelegd is, en
door den tijd altijd vatbaar is
wanneer men het verkiest om
het meer te volmaken.' Een jaar
later vindt opnieuw een onder
zoek naar de kwaliteit van het
orgel plaats. Iedereen is dik te
vreden: 'Lange diene het tot
Cieraad van de Gemeente, tot
eer van God bij de geleiding van
de schone Gezangen.' Het 'cie
raad' raakt snel in verval, al in
1824 is dringend reparatie no
dig. De Groningse orgelbouwer
N.A. Lohman en Zonen repa
reert het orgel voor 90,-, maar
het is lapwerk; tijd voor een
nieuw orgel dus. Het is dezelfde
Lohman die enkele jaren later
een bestek mag maken voor de
bouw van een totaal nieuw or
gel. De kosten bedragen
ƒ2.700,-, te voldoen in vier ter
mijnen, de eerste bij het begin
van de orgelbouw, de laatste na
afwerking en goedkeuring. Aan
het contract van Lohman is toe
gevoegd de regeling van de
betaling: de eerste termijn op 21
november 1828, de tweede en
derde steeds ongeveer een half
jaar later, en de laatste is pas be
taald op 10 september 1831.
Dan heeft de organist van de
Utrechtse Domkerk het orgel
gekeurd en in orde bevonden.
Hij laat zich zeer lovend uit over
Lohman, die in Zutphen eerder
al het orgel in de Broederenkerk
geplaatst heeft, maar ook over
de kerkrentmeester: 'De grond
geluiden geven een waarlijken
grond onder het geheel, alle ge
luiden beantwoorden volkomen
aan hunne Namen. Het Mate
rieel, Hout, Specie is zeer goed
en deftig bewerkt. De praestant
pijpen in het Front zijn over
heerlijk bewerkt, en desselfs
Toon is brillant. De Holpijp is
regt grondig van Toon, de Dul-
ciaan heeft den Examinator zeer
gefrappeerd, wegens den zeer
uitmuntenden Liefelijken Toon,
het werk laat zig alleraange
naamst bespeelen. De halve
Viola di Gamba (buiten het be
stek) is verwonderenswaardig
van Toon (dat Heeren kerk
voogden het Basj gedeelte er bij
lieten vervaardigen is hoogst aan
te prijzen), dat den Orgelmaker
nog plaats heeft uitgedacht en
het zodanig geschikt heeft, om
nog een 4 voets Fluit en nog een
2 voets te kunnen plaatzen,
heeft zijn Edele getoont, veel
verder te denken dan veel zijner
kunstgenooten, want voor een
Fluitconcert uit te voeren, zijn
de grondstemmen te scherp.'
Het is dit orgel - met enige aan
passingen in de loop van de vo
rige eeuw - dat onlangs op de
Rijksmonumentenlijst geplaatst
werd.
Het gebouw
Op 28 augustus 1759 schrijft de
kerkeraad een brandbrief naar
de heren commissarissen van
het Fonds der Lutherse Ge
meente te Amsterdam. Doel van
de brief is het veriarijgen van een
geldelijke bijdrage voor herstel
van de muren van de kerk: 'Wij
zijn door het wegzakken en be
derf van een gedeelte der zey-
muur aan onze kerk, dat tot den
grond toe heeft moeten afgebro
ken ende beyde zeymuren door
zwaare ankers aan elkander ge
bracht worden om voor het uyt-
zetten bewaard te zijn, in de
noodzakelijkheyd gebracht om
extra-ordinaire onkosten te
moeten doen, die volgens inge-
kome rekeningen meer dan hon-
dert rijksdaalders beloopen.' De
commissarissen antwoorden dat
ze geen geld geven voor bouw of
reparatie van kerken. Daarvoor
moet men bij de ouderlingen
van de Amsterdamse gemeente
zelf zijn. Eenzelfde verzoek, dit
keer aan het juiste adres, levert
uiteindelijk 150,- op
In het begin van deze eeuw
heeft het kerkgebouw de gevel
8