volgen, maar hij was geestesziek
en overleed in 1117. Hun moe
der Geertruid was dus sinds
1101, na de moord op Hendrik
in Friesland, de hiervoor ge
noemde 'machtigste weduwe
van Duitsland'. De families Van
Zutphen, Van Nordheim en
Van Süpplingenburg kenden el
kaar dus goed en hadden ieder
dubbele bindingen met elkaar.
Die zijn met het voorgaande nog
niet uitgeput.
Nog meer relaties langs een
andere weg
Lotharius van Süpplingenburg
brengt ons op nog een andere
relatie, die door De Groot werd
genoemd en waarover W. de
Vries heeft geschreven in De op
komst van Zutphen.
Nadat Lotharius in 1106 hertog
werd van Saksen was hij leider
van de anti-keizerlijke partij.
Keizer Hendrik IV - de man die
naar Canossa ging - en keizer
Hendrik V lagen overhoop met
de paus over de investituur van
de bisschoppen. Dat leidde in
de dagen van Lotharius tot het
bekende concordaat van Worms
(1122). Daarbij kreeg de kerk
het laatste woord in de benoe
ming van (vorst)bisschoppen.
Als leider van de Saksen ver
overde Lotharius met grof ge
weld in 1115 Münster. Daar
steunde bisschop Burchard kei
zer Hendrik V. De Dom, veel
kerkelijke kunstschatten en gro
te delen van Münster gingen in
vlammen op. Burchard vluchtte
naar de keizer en stierf ver van
huis op weg naar Rome in 1118.
Lotharius dwong het kapittel in
Münster zijn familielid, graaf
Dirk van Winzenburg, als vorst
bisschop te nemen. In 1117
werd Dirk al elect van Münster
genoemd en getuigde hij als zo
danig samen met Hendrik de
Oude van Zutphen in een oor
konde van Herman, abt van
Pantaleon in Keulen.22
Deze Dirk Van Winzenburg
noemde zichzelf in een oorkon
de uit 1127, die bekend staat als
een falsum wettig erfgenaam
van Zutphen23 en in een ander
Zutphens falsum noemt
Ermgard, erfdochter van Otto
van Zutphen, bisschop Dirk
haar broer.24 In die laatste oor
konde van Maria Lichtmis 1134
(2 februari) staat dat Ermgard,
haar (tweede) man Coenraad en
zoon Hendrik de Lochemse
kerk opdragen aan de kanunni
ken van de basiliek van Zutphen,
ter gedachtenis van alle gelovi
gen in Christus, in het bijzonder
voor het zieleheil van haar ge
slacht, nl. haar vader graaf Otto,
haar moeder Judith, en haar
broers wijlen bisschop Dirk en
graaf Hendrik en Gerard. Dirk
stierf in 1128. (Münster kreeg
toen een nieuwe bisschop.) Ge
noemde Gerard zou een jong
gestorven broer van Hendrik
kunnen zijn. De Groot ziet hem
echter als zoon van Jutta, uit
haar eerste huwelijk met graaf
Sieghard van Burghausen en als
een halfbroer van Ermgard.25
Met betrekking tot de Zutphen-
se falsa van 1127 en 1134
zijn er geen directe conclusies
mogelijk. Theoretisch lijken er
drie keuzes te zijn.
Ten eerste: Dirk was een jonge
re (half)broer van Hendrik de
Oude. De Utrechtse oorkonde
van 1134 is dan geen falsum op
dat punt. Hij had grafelijke
rechten in Winzenburg, werd na
1115 elect en in 1118 bisschop
van Münster. In de jaren 1119
1121 werd hij tijdelijk weer uit
Münster verjaagd. Juist in die
periode had hij na de dood van
zijn (half)broer Hendrik de
Oude in 1119-1120 ook rechten
op Zutphen.
In die periode zijn, zoals gezegd,
veel graafschappen gevormd
waaronder Ravensberg,
Zutphen en waarschijnlijk ook
Winzenburg.
Na de dood van de ongehuwde
Dirk, in 1127, kwam Zutphen
dan weer vrij en ging over in de
vrouwelijke lijn naar Dirks
(half)zuster Ermgard. Andere
30