zen' werd uitgesproken omdat
men kennis had genomen van
deze wetsontwerpen waarbij de
opheffing van het arrondisse
ment Deventer werd voorge
steld. Het ressort van Deventer
werd toegedeeld aan de nieuw
te vormen arrondissementen
Zwolle, Almelo en Zutphen.
In de kamerstukken werden -
aldus de Deventer raad - stellig
gegronde argumenten opge
somd die ervoor zouden kunnen
pleiten om de rechtbank te
Deventer juist niet op te heffen.
De raad wees erop, dat men ook
al eens in het verleden had moe
ten ervaren, dat het departe
mentale hof van justitie, dat
sinds 1802 te Deventer was ge
vestigd, in 1811 (na de inlijving
bij Frankrijk) het veld had moe
ten ruimen omdat dit hof toen
te Zwolle werd gehuisvest.
De raad voerde ook nog aan dat
bij eerdere wetsontwerpen in de
jaren 1852, 1862, 1863, 1869
en 1872 de rechtbank te Deven
ter zou blijven voortbestaan. In
de ontwerpen in de jaren 1869
en 1872 was opgenomen dat de
rechtbank te Zutphen zou moe
ten verdwijnen.
De gemeenteraad bepleitte om
zowel de rechtbank te Deventer
als die te Zutphen in stand te
houden. Met grote 'weerzin'
meende men echter de betere
aanspraken van Deventer boven
Zutphen in het licht te moeten
stellen. De minister van justitie
had bij het wetsontwerp opge
merkt dat de werkzaamheden in
het bestaande arrondissement
Zutphen omvangrijker waren
dan die in het arrondissement
Deventer. De raad meende dat
door de nieuwe indeling van de
arrondissementen de situatie ge
heel anders zou worden. Want
Zutphen zou drie kantons gaan
verliezen van de zeven. Er zou
den immers van die zeven er
drie worden toegevoegd aan het
arrondissement Arnhem.
Nog meer actie van de
gemeenteraad van Deventer
In een poging nog meer druk uit
te oefenen werd in de raadsver
gadering van 22 februari 1877
een tweede adres vastgesteld
waarin de raad verzocht 'de vrij
moedigheid te verschoonen' dat
men zich nogmaals tot de Ka
mer wendde, omdat men niet
het gevaar wilde lopen door stil
zwijgen de juistheid te erkennen
van de beschouwingen in het
voorlopige verslag in de afdeling
voor justitie en het antwoord
van de minister van justitie.
Uit dit voorlopig verslag bij het
wetsontwerp - dat het ontbin
den van 44 kantongerechten en
elf rechtbanken betrof - bleek
dat er in de Tweede Kamer zo
wel verdedigers van de recht
bank te Deventer als van de
rechtbank te Zutphen werden
gevonden. Zij die Deventer ver
dedigden beriepen zich op de vi
sie van een reeks in het verleden
fungerende ministers van justitie
die nimmer hadden voorgesteld
om uitgerekend de Deventer
rechtbank te ontbinden. De ka
merleden die het voor Zutphen
opnamen wezen erop, dat Zut
phen vanouds hoofdplaats van
de graafschap Zutphen was en
zetel van de rechtscolleges, wier
ressort zich over de graafschap
uitstrekte. Ook lieten zij niet na
te wijzen op de gunstige ligging
van de stad: kruispunt van de
Staatsspoorweg en de Ooster
spoorweg.
Spoorbrug Zutphen cruciaal
Bij dit alles was van vitaal be
lang dat Zutphen zowel een
spoorbrug over de IJssel als een
verkeersburg, gebouwd op de
zelfde pijlers, bezat. Deventer
had toen geen enkele vaste brug,
ook geen spoorbrug.
Toen Zutphen in 1865 een
spoorbrug over de IJssel kreeg
en de spoorwegmaatschappij
grond nodig had in de uiter
waarden om de bouw van de
pijlers mogelijk te maken, was
het gemeentebestuur zo inven
tief om die grond kosteloos be-
36