nooit in aanmerking kwamen, of zelfs maar op de voordracht stonden. In de 19e eeuw was dit soort benoemingen voorbehouden aan de elite, vanaf de jaren zes tig van de negentiende eeuw was het de liberale burgerij die het voor het zeggen had, niet al leen in politiek maar ook in cul tureel en maatschappelijk op zicht. Dezelfde namen kwamen voor bij tal van instellingen, het was niet ongewoon voor voor aanstaande liberalen om naast het raadslidmaatschap nog di verse bestuursfuncties te heb ben.16 In maart 1920 was tot tevreden heid van de SDAP-fractie hun raadslid Gies benoemd tot 'pro visor' van het Bornhof (oude mannen- en vrouwenhuis) en dit was aanleiding voor vier pro visoren, allen liberaal, hun ont slag aan te vragen. Eén van deze vier heren was de oud-wethou der Sölner. Sölner had een brief naar het college van B&W ge schreven en een afschrift aan de Zutphense Courant gestuurd waarin hij zijn ontslag motiveer de. Hij had bezwaar tegen de benoeming van de heer Gies 'wiens maatschappelijke positie, mijns inziens, zulk een benoe ming niet rechtvaardigt 17 mijn bezwaar geldt niet de poli tieke overtuiging doch enkel de persoon van de benoemde. Het bezwaar richtte zich tegen het feit dat Gies een arbeider was. De Jonge verwoordde het in de raad als volgt: 'men overdrijft door overal evenredige vertegen woordiging te willen instellen. Het moeten goede bestuurders zijn, capabel, goed om kunnen gaan met financiën.' In decem ber van datzelfde jaar moesten leden voor de commissie van toezicht op het onderwijs wor den benoemd. Weer stonden geen sociaal-democraten op de voordracht. De Jonge was heel duidelijk: hij was tegen het be noemen van sociaal-democraten 'wegens het feit dat zij de be staande orde met geweld willen omverwerpen.'18 Nieuwjaarstoespraak burgemeester De burgemeester vond de SDAP lastig: de leden dienden veel moties in, waardoor B&W met veel werk werden opge zadeld. In zijn nieuwjaarstoe spraak op 10 januari 1921 richt te de burgemeester zich speciaal tot 'de heren arbeidsleden in de raad'. Zij moesten hun taak, die naar zijn mening bestond uit het opvoeden van arbeiders en dan met name de vrijetijdsbesteding van arbeiders beter uitvoeren: 'De groei der samenleving komt thans tot stilstand wanneer niet de vragende, eisende, klagende, verongelijkte arbeider, die de vroegere inderdaad misdeelde arbeider vervangen heeft, zijner zijds als algemeen sociaal ver schijnsel plaats maakt voor de arbeider die méér kent dan zijn klachten, voor de arbeider die geeft, die mede opbouwt Is het gedrang niet te sterk in de winkels waar het gedistilleerd in de meegebrachte fles wordt ge haald.'19 Gies ging hierop in met op te merken dat de SDAP zich van haar taak kweet en dat zij de verwildering tengevolge van drankmisbruik, dikwijls veroor zaakt door 'slechte toestanden' steeds heeft bestreden. Algemene beschouwingen Steeds waren het vooral SDAP- ers die de algemene beschou wingen aangrepen om te probe ren hun zienswijze duidelijk te maken met ongetwijfeld de be doeling om raadsleden van me ning te doen veranderen. Jaar lijks zijn het in grote lijnen dezelfde onderwerpen die terug keren zoals bijvoorbeeld de wo ningbouw. Ook het opkomen voor de minst draagkrachtigen, zoals werklozen, hoorde hierbij. In het kader hiervan had de SDAP al een aantal jaren gepleit

Periodiekenviewer van Erfgoedcentrum Zutphen

Zutphen (vanaf 1982) | 1992 | | pagina 18