treden, uitmondend in de algemene grote ontkerkelijking in deze eeuw. Men
mag dus gerust stellen dat de drie 'reformatoren' van Zutphen (en van de clas
sis): de van oorsprong Friese predikant Petrus Gellius Faber de Bouma (met
onderbrekingen werkzaam van 1580-1604), de Zuidnederlandse predikers Wil
helmus Baudartius (1598-1640) en Sebastianus Damman (1604-1640), eer van
hun werk hadden. Daarbij is het volgens ds. Boiten vooral eerstgenoemde ge
weest, die als de grote 'hervormer' van deze streek moet worden gezien.
Als illustratief vergelijkingsmateriaal diene de resultante der numerieke ge
gevens in hetzelfde tijdvak, in de derde (stemhebbende) stad in de Graaf
schap - na Zutphen en Doesburg - namelijk Doetinchem. Tussen de jaren
1600-1609 werden daar 258 personen in het lidmatenregister ingeschreven.
Vermenigvuldigd wederom met de factor van 4,7 zou de gereformeerde
populatie te Doetinchem in 1609 omstreeks 1.200 hebben bedragen, op een
totale bevolking van - ruw geschat - hooguit 1.500 zielen.
In het aan de Oude IJssel gelegen agrarische stadje Doetinchem, op de grens
met Munsterland, was dus in 1609 het hervormingsproces sinds de 'over
gangsjaren' (1579-1580) wel heel sterk tot ontplooiing gekomen, percentueel
nog veel sterker dan in de stad Zutphen. Men moest het echter in Doetinchem
tot 1626 stellen met maar één predikant, terwijl Zutphen al sinds 1604 over
drie calvinistische zieleherders kon beschikken. Maar Zutphen was nu een
maal niet voor niets - sinds 1593 - 'hoofdstad' van de classis.4
Zutphen als handels- en marktstad
De rol van Zutphen als Hanzestad (bij het internationale goederenvervoer tus
sen West falen/Rijnland en het noorden) was eigenlijk al vanaf het begin van
de 16de eeuw voorgoed voorbij. Holland en Zeeland hadden de handel over de
lange afstand geheel overgenomen. Ook met de bloeiende jaarmarkten was het
gedaan. Toenemende verzanding van de IJssel was niet bevorderlijk voor het
handelsverkeer. Niet één Zutphenaar schreef bijv. in 1602 in op het oudste aan-
deelhoudersgilde van de Kamer Amsterdam der Oost-Indische Compagnie, in
tegenstelling tot Deventer en Harderwijk, waar enkele vooraanstaande met
elkaar verwante families (o.a. Sticke en Voeth) tezamen voor nota bene
100.000 inschreven. Wel raakten burgers van Zutphen sinds de oprichting van
de West Indische Compagnie in 1621 financieel geïnteresseerd in deze 'multi
national'.
Zutphen bleef als vanouds functioneren als agrarisch verzorgingscentrum
voor de directe omgeving, ook aan de overkant van de IJssel. Van het platte
land kwamen de boeren met hun produkten op de markt en ze deden er hun
inkopen. De stad behield in de Republiek (1591-1795) betekenis als bestuurlijke
76