los van het oppidum Zutphen, maar het is wel eigendom van de graven van Zut-
phen. Ze hadden er de volledige rechtsmacht en (verder) de wildban 'ex utraque
parte Isle', aan beide zijden van de IJssel. Dit houdt niet persé in dat Menar-
dingham zelf ook aan beide zijden van de IJssel hoeft te liggen. Dat zou trou
wens ook nog wel kunnen, maar dan moet de Oude IJssel langs Empe vóór
1107 - of vóór de datum waarop dit Zutphense falsum werd gemaakt - afge
sneden zijn.
Doorredenerend kan men zelfs veronderstellen dat de afsnijding van de
bocht (ham!) van de IJssel de reden voor het maken van het falsum kan zijn
geweest. De bisschop van Utrecht, als leenheer van de Veluwe, moest niet gaan
denken dat het allodiale bezit van de Heren van Zutphen, dat na de afsnijding
aan de Veluwse kant lag, onder zijn heerschappij viel.
Die Heren van Zutphen met hun jurisdictie of rechtsmacht in Menarding-
ham waren graaf Otto, gestorven in 1113, en zijn zoon Hendrik. Ze hadden die
rechten volgens de oorkonde, vanouds, als een allodiaal bezit, 'non ex dono
regali', niet als een koninklijke gift, geen Rijksleen dus. De oorkonde uit 1107
is van Roomskoning Hendrik V. Als in deze oorkonde een valse voorstelling
van zaken wordt gegeven, bijvoorbeeld omdat het gebied wél een leen was, dan
zal toch de naam van het gebied kloppen.
Dit gebied, dat door de naam Menardingham wordt gedekt, kan gezien de
uitgang 'ham', die op een begrensd terrein slaat, weinig anders zijn dan alles
buiten het oppidum Zutphen. Voor een grotere eenheid had men de term pagus
(gouw), of een soortgelijke term, gebruikt.
De oorsprong van het oppidum
We zijn nauwkeurig ingelicht over de start van de systematische bouw van
sterkten of vestingen in het Duitse Rijk.22 De streek rond Zutphen hoorde sinds
925 tot het Heilige Roomse Rijk van de Duitse Natie. Een jaar later werd op
de rijksdag in Worms van november 926 besloten overal in het rijk vestingen
te bouwen tegen de Noormannen en de Hongaren en daarin eventueel kerken
op te nemen. Vestingen waren nodig op plaatsen die plunderaars aantrokken,
dus langs verkeerswegen.
In Hamaland, dat zich uitstrekte aan beide zijden van de IJssel, zal die op
dracht zijn uitgevoerd door de Billungen; door een Meginhard, een Everhard,
een Wichman of hun ondergeschikten, waaronder een bezitter van Menarding
ham. Er leefde in die dagen een Meginhard, zoon van Everhard Saxo. De laat
ste werd in 898 door moord om het leven gebracht. Deze Meginhard was de
grootvader van Wichman II, die het klooster Elten stichtte.23
Andere sterkten in deze streek uit deze periode werden Elten, toegeschreven
aan Wichman (I), Uplade op het hoogste punt van het Montferland, het kasteel
87