standpunt uit, gesproken hebben van Noordveen, Oostveen en Zuidveen, dus
van Zutphen.
Het veen was te vinden in een verlande IJsselarm, die vroeger langs Warns-
veld stroomde. De loop van de oude stroom en de ligging van de venen kunnen
worden afgeleid uit de weg die het water weer nam toen de Baakse Overlaat
(1809-1967) nog werkte. Veenvorming zal ook hebben plaatsgevonden in de
vele loopjes die als Berkelmonding hebben gediend.
Het Noordveen strekte zich uit langs de Polbeek. Die kwam uit de buurt van
Groot Huize, ging langs de Boedelhof en de Dam in Eefde en eindigde in de
IJssel bij de huidige monding van het Twenthe-kanaal. Op dezelfde plaats
kwam het water van de Baakse Overlaat terug in de IJssel. Kort voor de mon
ding nam de Polbeek nog de Harfsens-Eefdese beek op. Het hele Noordveen
gebied was een drassige delta, die in de 16de eeuw 'de Hel' werd genoemd. Op
de eerste kadastrale kaart van Zutphen werd voor dit deel van de gemeente de
naam 'sektie Noortveen' gebruikt. Over de Mars het industrieterrein) be
reikte ook een noordelijke Berkelmonding of Laak het gebied. De 'Hel' en de
laak zijn te zien op de kaart van Thomas Witteroos uit 1573.13 Die toont ook
de Noordveense brug. De brug wordt vermeld in een akte van 1549.14
Het Oostveen lag van de Berkel tot het beginpunt van de huidige Voorster-
allee. In Geschiedenis van Zutphen vermeldt Van de Meene in deze strook een
gegraven verbinding van de Berkel naar de Polbeek.15 Via zo'n verbinding kon
bij veel aanvoer van Berkelwater een deel ten noorden van Zutphen worden af
geleid naar de IJssel. Van nature moest de Berkel aan de zuidkant om de Zut-
phense Engh (7,6 m N.A.P.) heen.
Aan beide zijden van de Berkel bevonden zich hier op 'Zutphens' gebied
drassige gronden. Die weide- en hooilanden hoorden in de Middeleeuwen alle
maal tot het gemeenschappelijke bezit. Ze werden afgewisseld met enige hogere
delen. Dat waren uitlopers van het laagterras, zoals de Hoge Wesse (9,2 m
N.A.P.), de Vijfmorgen en andere delen waarop akkerbouw mogelijk was. Die
delen waren, net als de Engh, particulier bezit. Na 1300 heeft de stad er wel wat
van opgekocht.
Als we aannemen dat rond of op die Engh, gelegen te midden van de Mars en
de drie venen, bewoning voorkwam, moet de vraag worden gesteld: Hoe werd
die woonplaats, die ouder was dan het oppidum Zutphen, aangeduid? Het zou
wel heel toevallig zijn als juist deze naam in geen enkele oorkonde zou opdui
ken, terwijl we wel tientallen namen uit de omgeving kennen, van Warken tot
Empe en van Bronsbergen tot Rijsselt (Mettray). Als er geen zeer vroege aan
duiding is, dan toch minstens één uit de periode tot 1272 toen er voor het eerst
aanwijsbaar van 'Nieuwstad', 'Mars' en 'Overmars' werd gesproken.16
De gezochte naam zal naast de term Zutphen in gebruik zijn gebleven. Met
84