werkzaamheden hem op het lijf geschreven; Dam is geen persoon die veel en
nadrukkelijk op de voorgrond wil treden, maar meer iemand die - hard wer
kend en bescheiden een wat minder in het oog vallende bijdrage wil leveren
aan hetgeen hij wenselijk acht voor een verbetering van de maatschappij, ook
in sociaal opzicht. Een duidelijk bewijs van het laatste is het feit dat hij, ook
in 1848, behoort tot de oprichters van de Spaarkas, een sociale instelling gericht
op de bestrijding van de verpaupering van de arbeidende klasse in Zutphen.
Ook hier vervult hij de functie van secretaris tot aan zijn dood. Eén van z'n
eerste werkzaamheden is het opstellen van een reglement. Het Spaarkaswezen
(Gelderland kende in 1853 tien van dergelijke instellingen) past in de voor
uitstrevende liberale opvattingen omtrent armenzorg: geen directe leniging van
de noden maar voorkoming daarvan, ondermeer door de arbeiders het bewust
zijn bij te brengen dat deelname aan een Spaarkas op langere termijn tot min
der financiële zorgen zou kunnen leiden. Daarin past ook het streven naar
geestelijke verheffing, door gelegenheid te scheppen tot noodzakelijk geachte
Gemeente-Bestuur.
De Gemeente-Raad bestaat uit 15 leden pn behoeft
ten gevolge der uitkomsten van de Algemeene Volks
telling van 1859 niet vermeerderd te worden. De leden
zijn de Heeren: O. L. Graaf van Limburg Stirum, C.
M. Henny, F. C. Colenbrander, Mr. J. Thooft, Jhr.
Mr. P. N. Quarles van Ufford, Mr. Jb. Dam.'J. P.
Hasselo, Mr. D. Nijman, Mr. F. G. Nieuwenhuijs, Dr.
D. H. Ort, Mr. L. Ed. Lenting, N. T. J. van de
Kasteele, Jhr. H. A. D. Coenen, H. D. Mispelblom
Beijer, W. A. F. H. de Bas.
De vier eerstgenoemden moesten in 1861 aftreden
en zijn herkozen; de laatstgenoemde is gekozen in plaats
van Mr. M. J. van Löben Sels, die insgelijks moest
aftreden, doch niet werd herkozen.
Het Collegie van dagelijksch Bestuur bestaat uit den
Burgemeester O. L. Graaf van Limburg Stirum en de
Wethouders Jhr. H. A. D. Coenen en Mr. Jb. Dam,
de laatstgenoemde in plaats van Mr. M. J. van Löben
Sels, die niet als raadslid werd herkozen en alzoo op
1 September 1S61 ophield lid van het Bestuur te zijn.
Afb. 1
Uit het Jaarverslag 1861 van de gemeente Zutphen.
51