voortvloeide uit zijn met Martha Elisabeth Meemeling gesloten huwelijk, is
niet te achterhalen. Bij zijn overlijden laat hij in Zutphen drie huizen na, in
Bronkhorst een steenoven, het veerhuis (inclusief veerrecht) en een huis ter
plaatse, tevens enkele percelen bouw- en weiland. Op welke wijze de bedrijfs
voering van de steenbakkerij is voortgezet tot het moment waarop de erfgena
men de onderneming konden gaan leiden, is niet duidelijk. Zeker is dat de twee
jongere broers van Jacob het bedrijf hebben voortgezet, want beide staan in
hun overlijdensakten vermeld als steenbakkers. Jacob, daartoe ongetwijfeld in
staat gesteld door de gunstige financiële situatie van de familie, kan voor een
andere carrière kiezen. Na zijn opleiding aan het Stedelijk Gymnasium in Zut
phen begint hij in 1842 de rechtenstudie aan de Universiteit van Leiden. Na vier
jaar wordt deze bekroond met een promotie. Vooruitlopend op wat we later
als zijn politieke overtuiging zullen leren kennen, kan hier terloops worden ver
meld dat Thorbecke tijdens Jacobs studiejaren aan de Leidse 'Alma Mater'
doceerde. Zo meester, zo leerling
Al snel na zijn vestiging als advocaat te Zutphen mengde Jacob Dam zich
in het politieke leven van de stad. Vermoedelijk op dat moment al een over
tuigd aanhanger van Thorbeckiaanse denkbeelden en te beschouwen als een
'homo novus', in dit geval telg uit een niet-Zutphense familie met daarin als
eerste in het bezit van een academische graad, viel hij met de neus in de (Zut-
phense) boter. Want daar was halverwege de 19de eeuw sprake van een inten
sief en vrij bewogen politiek leven. Aan de van oudsher gevestigde en behou
dende groepering (soms nog van adel), die politiek en maatschappelijk in de
eerste helft van de 19de eeuw op het stedelijk bestel haar stempel had weten te
drukken, werd nadrukkelijk geknabbeld door een aantal jonge liberalen
Looper bezigt voor hen de term 'angry young men' die voorstanders waren
van een andere politieke koers, zowel landelijk als lokaal. In de jonge advocaat
Dam vonden zij een welkome en - zoals later bleek - zeer te waarderen mede
stander.
Bovendien een zeer actief medestander, want van 1848 tot zijn overlijden in
1875, zal Jacob Dam op velerlei terrein - politiek, bestuurlijk, maatschappe
lijk en lokaal, provinciaal, landelijk - proberen gestalte te geven aan de verwe
zenlijking van zijn voor die tijd vooruitstrevende liberale denkbeelden. Al in
1848 (hij is dan 24 jaar) behoorde hij tot de oprichters van de eerste liberale
kiesvereniging in Zutphen 'Redding door bezuiniging', die onder voorzitter
schap van G. J. Roosegaarde stond. Deze maakte sinds 1837 deel uit van de
Zutphense gemeenteraad en had tot 1856 zitting in de Provinciale Staten. Dam
zelf trad op als secretaris, een functie die hij in diverse verenigingen en stichtin
gen zal vervullen. Zijn juridische achtergrond zal, zeker in de beginfase van
dergelijke instellingen, in een behoefte hebben voorzien. Ook lijken secretariële
50