diging dan bij een algemene, over het gehele grondgebied gespreide verdedi ging. Militaire specialisten pleitten voor eerstgenoemde vorm, waardoor zou kunnen worden overgegaan tot afbraak van vele, dan nutteloze en aan onder houd kostbare vestingwerken. Hun opvatting werd uiteraard gedeeld en onder steund door de betrokken plaatselijke besturen die al zo lang de vestinggordels hadden beschouwd als knellende banden, een beletsel voor zeer gewenste stads uitbreiding c.q. -verbetering. Ook Jacob Dam heeft zich vol overtuiging gemengd in het koor van stemmen dat zich liet horen voor aanneming van een wet die het vestingstelsel op een an dere leest zou schoeien. Een eerste schuchtere poging daartoe mislukt, als hij bij amandement voorstelt op de defensiebegroting/2.000,te korten (het be drag dat bedoeld was voor de onderhoudskosten van de wallen in Zutphen). Zijn motivering dat zulks wenselijk was, in het belang van de volksgezondheid (typhusgevaar), behoefte aan ruimte en betere faciliteiten voor het spoorweg net, heeft niet kunnen overtuigen. Maar in 1873/74 wordt duidelijk dat een rui me meerderheid in de Kamer uiteindelijk akkoord zal gaan met de ontmante ling van diverse overbodige vestinggordels. Dat betekent voor Zutphen de 'be vrijding'. Die zal echter, zoals eerder betoogd, in bepaald opzicht voor deze stad te laat komen. Dat Jacob Dam bij de stemming over het wetsontwerp heeft tegengestemd, behoeft een nadere verklaring. Op dat moment namelijk nam de regering het standpunt in dat de financiële middelen ter uitvoering van de nieuwe vestingwet buiten de reguliere defensiebegroting zou moeten vallen, een financieringsvorm zoals destijds ook gehanteerd was bij de aanleg van het spoorwegnet. Er zou hiervoor dus een speciaal fonds tot stand gebracht moeten worden. Dam acht dit onaanvaardbaar omdat op deze wijze de controlerende taak van de Kamer betreffende het financieel beleid van de regering niet opti maal kan worden uitgeoefend. Voor hem een zaak van zo essentieel belang, dat hij zijn stem aan het door hem zo geprezen wetsontwerp onthoudt. Niettemin, een Zutphens ideaal heeft hij werkelijkheid zien worden. Het is zijn zwanenzang geweest, want op 29 juni 1875 overlijdt Jacob Dam in Neuenahr, 51 jaar jong. De opmerking in de Nieuwe Zutphensche Courant dat de oorzaak van zijn dood een slepende ziekte is geweest, die zich reeds in zijn studententijd openbaarde (hij is gedurende zijn hele, toch wel zeer aktieve leven niet gezond geweest) rechtvaardigt bewondering voor zijn doorzettingsvermo gen, zeker voor de laatste levensjaren met een vermoedelijk zwakker wordende lichamelijke conditie. Dit laatste valt misschien ook te concluderen uit het feit dat de geringe schul denlast aan diversen (f 464, -die na zijn dood resteerde, voor een bedrag van ƒ219, - bestond uit medische voorzieningen. Blijkens de memorie van succes sie stierf hij als een bemiddeld man, in het bezit van twee huizen in Zutphen 58

Periodiekenviewer van Erfgoedcentrum Zutphen

Zutphen (vanaf 1982) | 1991 | | pagina 12