El
a
3118
C
998
T
m.a.
afb. 2. Schematische voorstelling plooientekening.
de demi-parure, na de grande-parure de deftigste dracht aan het Franse hof
rond het midden van de eeuw. Het demi of grande hangt af van de wijdte van
de rok aan de zijkanten en van de breedte van de paniers daaronder. Deze uit
stulpingen op heuphoogte geven het hoekige effect in het silhouet. Zij krijgen
op twee manieren vorm. In de 'overtollige' stof is met een linnen bandje een
tunneltje gemaakt waar een koord doorheen gaat. De koorden voor en achter
worden gestrikt en de stof rimpelt (losse plooien).8 Of de plooien worden ge
vouwen en vastgenaaid, zodat de wijdte vorm krijgt door de paniers.9
Een derde lijn, naast de al eerder genoemde vloeiende en hoekige, is midden
voor te zien. Het naar achter wijken van de voorkanten van de rok van de ja
pon, nog eens benadrukt door een versiering langs de zoom, geeft een afge
knotte X-lijn en wanneer de versiering doorloopt in het voorpand van het lijfje
de hele X-lijn. Het museum heeft van beide een voorbeeld.10
De invloed van Engeland op de mode wordt in het laatste kwart van de 18de
eeuw veel groter. Het 'opstrikken' of opnemen van de rok van een japon komt
in zwang. Tot onze verrassing bleken twee japonnen in het museum uitgerust
te zijn met de daartoe benodigde middelen.11 Opmerkelijk is dat de japon met
de vrij oude vorm van het losse overkleed op 'moderne' wijze opgeknoopt kan
worden. Aan de achterkant van de rok zitten op taillehoogte twee knopen. Van
de binnenkant uit kunnen twee koorden om de knopen gelegd worden, waar
door de rok opgetild wordt. De andere japon bereikt met twee koperen haken
en ogen en twee strikken aan de binnenkant van de rok hetzelfde. Het hoekige
silhouet wordt nu bol!
Vloeiend, hoekig, bol en een X-lijn: er is een overdaad van contrasten in de
japonnen te zien.
79
a