ANNA CHRISTIEN PIEBENGA In de meeste van de belangrijke Westerse kostuumverzamelingen zijn 18de- eeuwse japonnen te vinden. Met vijf van dergelijke kostuums vormt het Stede lijke Museum hierop geen uitzondering.1 Wel is aan alle vijf een steekje los - zij zijn gedeeltelijk vermaakt of missen essentiële onderdelen.2 In de afgelo pen maanden heb ik een begin gemaakt met het zo volledig mogelijk beschrij ven van de japonnen. Hierbij is een aantal wetenswaardigheden naar boven ge komen, die ik u niet wil onthouden. Gedurende het grootste deel van de 18de eeuw geeft het Franse hof de toon aan in de mode. Hèt kenmerk van de 18de-eeuwse japon is de zogenaamde Watteau-plooi, genoemd naar Antoine Watteau, op wiens schilderijen vrou wen in ruimvallende gewaden afgebeeld zijn. Deze zijn aan de achterkant bij de halslijn los gerimpeld, waardoor ze enigszins vorm krijgen. 'Robe sac' of 'robe a dos flottant' is de toepasselijke naam voor zulke kostuums (2de kwart 18de eeuw). Maar ook de meer geconstrueerde vorm, waarbij de plooien vast genaaid zijn, soms tot in de taille, blijft Watteau-plooi heten (2de helft 18de eeuw). Vier van de vijf japonnen in het museum hebben zo'n Watteau-plooi (afb. 1). De vijfde is een voorbeeld van de laat 18de-eeuwse Engelse mode en laat ik verder buiten beschouwing.3 Bij drie japonnen is de plooi een aantal cen timeters onder de halslijn weer vastgenaaid.4 Verrassend is de ingenieuze wijze waarop de plooien vorm gekregen hebben. De schematische voorstelling toont de verschillende mogelijkheden (afb. 2) en doet vermoeden dat de plooi als een zware plak op de rug van de draagster ligt. Niets is minder waar. Aan de binnenkant van de japonnen hebben de voeringlijfjes de vorm van een corset, in sommige gevallen compleet met 18de-eeuwse strikveters en balei nen. De lijfjes zijn van vrij grof effen of gestreept linnen. Wanneer de draagster ingesnoerd is in het lijfje maakt de spanning die ontstaat tussen het strakke, korte lijf en lange, volle Watteau-plooi dat de plooi van het lichaam van de draagster af gaat staan. De ruglijn van de japon is één vloeiende, schuin aflo pende lijn, zoals bij een sleep. Deze spanning is niet het enige contrast binnen de kostuums. Groot is ook het verschil tussen de vloeiende vorm van de achter kant van de japon en de spitse en hoekige van de voor- en zijkanten. Aan het begin van de 18de eeuw bestond de kleding van een vrouw van stand uit een overkleed dat van voren openviel, zodat de bovenste onderrok en een 77 VIER 18DE-EEUWSE JAPONNEN OP HET STEDELIJK MUSEUM NADER BEKEKEN

Periodiekenviewer van Erfgoedcentrum Zutphen

Zutphen (vanaf 1982) | 1990 | | pagina 27