de Berkel in de IJssel te Zutphen. Daar kon dan sluisgeld worden geheven. Zoo als tot in 1811 geschied is'.4 Ook werd er in de gemeenteraad van Zutphen stevig over de sluis gediscussieerd en men constateerde dat de grond, waar de sluis aangelegd moest worden eigen dom was van het Ministerie van Oorlog.5. De raad nam ook een verzoek van een aantal kooplieden in behandeling om de aanleg van de sluis te bevorderen. Het plan werd door de stad ondersteund omdat het van groot nut was voor de handel op de Berkel. Aangevoerd werd vooral kant-, kuip- en brandhout en 'koorn', voor doorvoer naar Holland en Friesland.6 Met deze ondersteuning werd het rekest door de raad doorgestuurd naar Ge deputeerde Staten van Gelderland met het verzoek een commissie in te stellen. Uit de ondersteuning blijkt ook dat de stad Zutphen bang was voor de grote kosten. Men was er geen voorstander van dat een en ander tot stand zou komen met particuliere middelen en dat uitvoering eventueel door middel van erfpacht zou plaatsvinden.7 Het plan wordt bestudeerd Aan het verzoek van de stad Zutphen een commissie in te stellen werd gehoor gegeven. In 1823 kreeg een commissie, bestaande uit de heren Van Rechteren, Swaving en Staring, opdracht een onderzoek in te stellen naar de middelen de afloop van het Berkelwater en de vaart op die rivier te verbeteren, o.a. door de jaargelden van de sluiswachters en de te heffen sluisgelden te regelen.8 Op 11 september 1826 besloten Gedeputeerde Staten van Gelderland tot het maken van een ontwerp tot verbetering van de Berkelvaart.9 Ook werden er gelden beschikbaar gesteld. In de periode 1823-1853 inves teerde de provincie Gelderland 66.000 voor de verbetering van de Berkel.10 Het aantal schepen dat de Berkel bevoer, liep op van 64 zompen in 1820 tot 737 in 1840.11 Opmerkelijk is het dat, door het geringe vrachtaanbod in Zut phen zelf, er geen Zutphense schippers waren.12 Door het sluizenstelsel was de Berkel zo goed als gekanaliseerd en daardoor in principe het gehele jaar bevaar baar, van de stadsrand tot in Duitsland. Ook in de vorige eeuw werkten de ambtelijke molens niet snel, want pas in 1836 werd op verzoek van de houtkopers te Zutphen door de 'Regering dier stad het plan verder opgevat om, gepaard met den aanleg eener betere haven, eene schutsluis van de Berkel in den IJssel te bouwen'.13 Dibbits, hoofdingenieur van Rijkswaterstaat, maakte hiervoor in 1838 een ontwerp waarbij de Lijmerij- gracht (de voorgracht van de Lunetten van Coehoorn) tot haven gebruikt en door twee schutsluizen met de Berkel en met de IJssel verbonden zou worden. 72

Periodiekenviewer van Erfgoedcentrum Zutphen

Zutphen (vanaf 1982) | 1990 | | pagina 22