schikbaar kwam, worden opgenomen. Vandaar dat er alle aanleiding was om
in Oud-Zutphen nader in te gaan op de rechtspleging van rechtbank en kanton
gerecht Zutphen in de vorige eeuw.
Ingegaan wordt op de rechterlijke organisatie vóór, tijdens en na de Franse
Tijd, strafvonnissen van kantongerecht en rechtbank in de 19de eeuw, het ge
vangeniswezen in die tijd. Besloten wordt met enkele markante rechtsoverwe
gingen uit oude Zutphense vonnissen.
Zutphen al eeuwen lang een centrum van rechtspraak
Nadat Otto I, graaf van Gelre en Zutphen, in 1190 stadsrechten aan Zutphen
verleende, kreeg de stad zelfbestuur en een eigen rechtspraak. Er werd toen een
schepenbank ingesteld, die naast het bestuur van de stad ook civiele zaken (ge
schillen tussen burgers) en strafzaken moest behandelen. Eeuwen lang hielden
op elke donderdag (ook toen al marktdag!) twee schepenen zitting in het stad
huis, destijds 'Vleyshuus' geheten. De in vroeger tijden geldende rechtsregels
(keuren) werden in keurboeken vastgelegd. Andere steden van Gelderland, zo
als Harderwijk, Lochem, Arnhem en Emmerik, voerden de stadsrechten in
naar Zutphens model. Zij werden aldus doende 'dochtersteden' van Zutphen.
Hun schepenen deden recht volgens Zutphense rechtsgewoonten. Als deze niet
wisten hoe te oordelen, dan gingen zij hun recht in Zutphen halen, dat noemde
men 'ter hofvaart gaan' in Zutphen.
Tot in de 16de eeuw bleef de rechtspraak in handen van de schepenbank.
Onder Karei V, die ook hertog van Gelre was, werd in Arnhem een gerechtshof
voor Gelderland (voorheen Hof van Assisen) gesticht, zulks tot ongenoegen
van de Zutphense schepenen.
Als gevolg van de stichting van de Bataafse Republiek, gevolgd door de
Franse bezetting en tenslotte door de inlijving bij het Franse keizerrijk in 1811,
kreeg Nederland een geheel centraal georganiseerde rechtspraak, die ook na
1813 - na herkrijging van onze zelfstandigheid - bleef bestaan. Uit die tijd
dateren ook de ministeries in Den Haag, waaronder het Ministerie van Justitie.
Tijdens de inlijving bij Frankrijk (1811-1813) werd een Franse wetgeving van
kracht. Het duurde evenwel tot 1838 eer er vier Nederlandse wetboeken konden
worden ingevoerd naast een nieuwe wet op de rechterlijke organisatie. Deze wet
voerde o.a. de kantonrechter (voorheen vrederechter) en de Hoge Raad der Ne
derlanden in. Tot 1886 moest Nederland wachten op een nieuw Nederlands
wetboek van strafrecht, dat de Franse Code pénal verving. Als uitvloeisel van
die Franse wetgeving werden tot 1886 zware misdrijven als moord, doodslag
en inbraak in eerste instantie niet voor de rechtbank te Zutphen, maar direct
door het gerechtshof te Arnhem berecht.
78