Wij laten jhr. mr. J. de Bosch Kemper in zijn boek Wetboek van strafvorde ringII (1840) aan het woord: 'In de huizen van bewaring worden opgenomen de gevangenen welke worden overgebracht, edoch onderweg moeten overnachten; de ligte vrouwen, welke zich aan de bestaande policieverordeningen niet onderworpen hebben; de vreemdelingen, die ten verzoeke van buitenlandsche regeeringen aangehouden zijn, in afwachting dat hun uitlevering wordt toegestaan; en eindelijk op hee- terdaad aangehouden misdadigers.' In de huizen van arrest werd de deugdzaamheid niet altijd en overal bevor derd. In het Weekblad van het Regt werd dat op 16 mei 1844 aldus geformu leerd: 'De staat heeft het regt om een verdachte op te sluiten ten einde zijn ont snapping te beletten; maar de staat heeft evenzeer het regt om te weten, dat de eene maatregel van voorzorg niet alle andere vernietigt; dat dezelve niet wordt een middel om de justitie te verleiden om de ontdekking van de waarheid te be letten en om misdaad en ondeugd voort te planten en aan te kweken.' Intussen moet men niet geheel negatief oordelen over het gevangeniswezen van de 19de eeuw. Immers uit beschikbare gevangenisstatistieken uit die tijd kan men behalve gegevens over het geloof ook informatie krijgen over de 'stand van beschaving' van de gevangenen zowel op het moment van gevangen zetting als op het tijdstip van het ontslag. Dan blijkt, dat er een aanzienlijk aan tal gevangenen is, dat analfabeet was bij binnenkomst doch tijdens de gevan genschap had leren lezen en schrijven. Markante rechtsoverwegingen uit vonnissen Aan het slot van dit korte historische overzicht van de justitie te Zutphen zou ik enkele rechtsoverwegingen uit vonnissen van de rechtbank te Zutphen willen aanhalen die mijn aandacht trokken en die de lezer doen beseffen dat hij in een andere maatschappij leeft dan die aan het einde van de vorige en het begin van deze eeuw. Een gehuwde stucadoor uit Deventer verlaat de echtelijke woning maar laat alle huisraad achter. Wel neemt hij zijn 'kleederen en lijfgoed' mee. Hij erkent op Palmzondag in 1896 naar een andere woning te zijn gegaan. Na 5 jaar af wezigheid van deze man vordert diens vrouw echtscheiding. Als verweer voert de man aan, dat hij alleen maar is verhuisd. De rechtbank overwoog: 'Het ver trekken uit een woning waarin het huisraad blijft is niet een verhuizing naar een andere woning, maar heeft in zich zelf het karakter van een zonder wettige oorzaak verlaten van de gemeene woning. Gedaagde heeft deze woning zonder wettige oorzaak verlaten en moet geacht worden zijn echtgenote kwaadwillig te hebben verlaten (volgt ontbinding van het huwelijk door echtscheiding). 84

Periodiekenviewer van Erfgoedcentrum Zutphen

Zutphen (vanaf 1982) | 1989 | | pagina 10