De tweede refuge (1661-ca. 1700)
Met de persoonlijke regering van Lodewijk XIV sinds 1661 is er sprake van een
steeds verdergaande aantasting van de voor de Franse protestanten gunstige be
palingen uit het Edict van Nantes uit 1598. De onderdrukking en bedreiging
van de hugenoten namen hand over hand toe, culminerend in de herroeping
van het Edict van Nantes door middel van het Edict van Fontainebleau in 1685
dat de Franse protestanten in feite op het niveau van rechteloze burgers bracht.
De vlucht van hugenoten voornamelijk naar Engeland, Zwitserland, Duits
land en de Republiek die sinds 1661 op gang was gekomen, bereikte haar hoog
tepunt in de jaren rond 1685: geschat wordt dat er tijdens de tweede refuge on
geveer 200.000 protestanten Frankrijk de rug hebben toegekeerd, omstreeks
een vijfde deel van het totale aantal protestanten in Frankrijk. De Republiek
ontving procentueel het grootste deel der vluchtelingen: tussen de 50.000 en
75.000 personen.
Van de in totaal 600 predikanten die uit Frankrijk zijn gevlucht, zijn er 363
in de Republiek opgenomen. Het spreekt vanzelf dat er voor zeer velen van hen
geen emplooi was Zij waren financieel sterk afhankelijk van de Waalse Synode
in de Republiek, het hoogste gezagsorgaan van de Waalse kerken, dat twee
maal per jaar in vergadering bijeenkwam op wisselende plaatsen. De eigen ker
kelijke fondsen waren echter ontoereikend en er moest dan ook geregeld een
beroep worden gedaan op geldelijke steun van stedelijke en gewestelijke auto
riteiten. Ook collectes en loterijen droegen bij tot verlichting van de geldnood.
Werden er tijdens de eerste refuge in totaal 32 Waalse kerken in de Republiek
gesticht, tijdens de tweede vluchtperiode waren het er 36, waarvan 7 buiten het
verband van de Waalse Synode (waaronder Doesburg in 1688). In de IJssel-
streek ging Arnhem voorop (1684), daarop volgden Zutphen in 1686, tegelijk
met Hattem en Zwolle, en als allerlaatste Deventer in 1703.
Holland en West-Friesland met 22, en Zeeland met 17 Waalse kerken span
den numeriek de kroon: samen bezaten ze meer dan de helft van het totale aan
tal Waalse kerken in de Noordelijke Nederlanden.
Naast de drie al genoemde plaatsen werden in Gelderland nog Waalse kerken
gesticht in Nijmegen (1644), Tiel (1686), Harderwijk en Zaltbommel (1687).
Friesland telde 6 Waalse kerken, Noord-Brabant 5, Utrecht 4, Overijssel 3 (in
Kampen, Zwolle en Deventer), Limburg 2 (Maastricht in 1633 en Vaals in
1682), Groningen 1 (de 'stad', in 1618) en Drenthe 1 (Dwingelo in 1686).
In het jaar 1686 zijn er, met inbegrip van Zutphen, Waalse kerken opgericht
in 19 steden en dorpen. Het is illustratief voor de grote behoefte die er bestond
aan een prompte reguliere opvang van de duizenden en nog eens duizenden
Franse vluchtelingen die - met name sinds de herroeping van het Edict van
Nantes in het jaar ervoor - hun toevlucht in de Republiek hadden gezocht.
65