den. Niet voor niets kunnen ze zo gefascineerd worden door branden en ver
woestingen: de brand van de bibliotheek van Alexandrië waarbij tienduizenden
manuscripten werden verwoest; of de brand van het Stadhuis van Parijs, in
1871, waarbij het hele stadsarchief van die metropool in vlammen opging; de
overstromingen van de Arno in Florence, zo'n vijftien jaar geleden, waarbij het
hele rijksarchief in een modderbad veranderde; en nog dichter bij huis de brand
van het Middelburgse stadsarchief in 1944. Zulke verwoestingen krijgen in de
herinnering al gauw een mythische dimensie, alsof met het archief de hele ge
schiedenis zou zijn weggevaagd. Natuurlijk is dat niet zo. We weten over de
geschiedenis van Parijs heel wat meer dan over tal van andere steden, en ook
Middelburg is niet in vergetelheid geraakt. Dat komt natuurlijk omdat de ge
schiedenis niet alleen uit archieven put. En voorzover ze met archieven werkt,
doet ze dat met een veelheid van collecties, die niet allemaal van dezelfde aard
zijn en ook niet allemaal op dezelfde plek bewaard worden. Eigenlijk is ieder
van ons een kleine collectievormer en, als hij of zij een andere functie heeft
- en wie heeft dat in dit verenigingsland niet? - al gauw een archiefvormer-
tje. Zo gauw er een ramp is gebeurd, herinnert men zich wat nog op de zolder
ligt en draagt dat aan. Toen in 1940 in Orléans het archief van het departement
in vlammen opging, bracht een brave kanunnik zijn collectie van bijna driedui
zend manuscripten naar de geteisterde instelling, om een nieuw begin te maken.
Al spoedig bleek dat hij ze in de loop der jaren zelf uit het archief had 'geleend'
om het voorzichtig uit te drukken. Rampen hebben dus ook hun goede kanten:
ze maken het ons mogelijk vrij en onbekommerd te dromen over wat had kun
nen zijn, maar nooit meer zal hoeven worden gedaan. Gelukkig kunnen we die
boze dromen in het dagelijks leven sublimeren. Daar is de film van Eco goed
voor. Elke historicus zou in zijn uren van wanhoop die fascinerende brand-
scene op de video moeten kunnen afspelen, als psychotherapie.
Ik zei u dat ik luguber zou beginnen. Ik geloof dat ik daarin geslaagd ben. Maar
zo ga ik natuurlijk niet eindigen. Archieven zijn wezenlijk voor de historicus.
Ze zijn z'n dagelijks brood, als hij tenminste meer wil dan gemeenplaatsen her
halen; als hij iets nieuws wil brengen, en als hij een van zijn grootste deugden
wil beoefenen, namelijk het beeld dat hij van het verleden schetst documente
ren zodat het door anderen gecontroleerd en, aan de hand van een herlezing
van de bronnen in een ander perspectief, eventueel weer gecorrigeerd kan wor
den. Daar ligt het grote, dubbele verschil tussen de beheerders en de gebruikers
van een archief, of laatstgenoemden nu historici, genealogen of simpele op-
vragers van een enkel document zijn. De archiefbeheerders dragen de verant
woordelijkheid voor het totale bestand aan resten uit het verleden dat aan hen
wordt toevertrouwd, zonder onderscheid van document - tenzij dan voor
zover het ene document brozer en unieker is dan het andere. De archivaris heeft
28