de zijnen Zutphen toch wel een slechte dienst bewezen! Ook toen al schijnt Gel
derland niet méér waarde te hebben vertegenwoordigd dat die van voorwerk
(propugnaculum) voor het werkelijk belangrijke gebied: Holland en Zeeland.
Alva van zijn kant had niet speciaal aan Zutphen de koninklijke wraak aan
gezegd, maar wel in een pamflet in juli meer in het algemeen aan alle opstande
lingen.27 Dat het ernst was met het neerslaan van de rebellie, was in het Zuiden
in de zomermaanden al pijnlijk duidelijk gebleken. Er moet dan ook sprake
zijn geweest van onderschatting van risico's en overmatig zelfvertrouwen, of
van al dan niet religieus geïnspireerd fanatisme, toen in Zutphen begin novem
ber het besluit viel, het toch op vechten te laten aankomen. Het zal wel de Geu-
zenbezetting zijn geweest, die het stadsbestuur heeft gedwongen tot deze onver
antwoorde verzetshouding; des te lafhartiger was haar optreden een paar dagen
later, toen garnizoen plus IJsselstein, al dan niet met ook nog alle geld op zak,
de plaat poetsten en Zutphen met de gevolgen lieten zitten. Een flink deel van
Zutphens rampspoed komt op die manier niet letterlijk voor rekening van de
prinselijke partij, maar wel degelijk voor haar verantwoording. Wordt dit wel
altijd voldoende beseft?
Was Zutphens rampspoed soms allang voorzien?
In verschillende 17e-eeuwse franciscaanse bronnen staat het wonderlijke be
richt, dat Zutphens ondergang lang tevoren zou zijn voorspeld door de beken
de volksprediker Jan Brugman OFM 1473). Hij is degene op wie de zegswijze
'al kon je praten als Brugman' betrekking heeft, maar zou hij ook als een hel
derziende zijn opgetreden? Wat zeggen deze oude bronnen precies?
Tussen 1648 en 1703 vermelden twee gedrukte en twee nog niet uitgegeven
geschiedwerken over de Franciscanen in de Lage Landen, dat de rampspoed
van Zutphen lang tevoren voorspeld was door Johannes Brugman, die ooit
provinciaal overste der Observanten was geweest en uitmuntte door de geest
van profetie. Alleen Wadding voegt daaraan toe, dat de vernielingen het werk
waren 'van ketters', die volgens hem zelfs de stad zouden hebben verwoest.
Men vindt dat laatste niet bij Polius en Bürvenich; twee kronieken vermelden
het hele bericht over Zutphen niet.28
De verschillen in die berichten zijn echter niet belangrijk meer, nu wij sinds
1975 beschikken over de bron waarop zij allemaal teruggaan: de bundel notities
aangeduid met 'tomus historicus', die de Keulse ordehistoricus Jakob Polius
in 1627 naar Rome stuurde. In het bericht over Zutphen en klooster Galilaea
zegt hij dit (letterlijk vertaald): 'Dit klooster, vroeger gelegen in de velden van
Zutphen in de richting naar het dorp Warnsveld, droeg de naam Galilaea; 'en
reeds is er zaailand waar Troje eens lag; maar van de stad is de verwoesting eens
voorspeld door eerwaarde pater Jan Brugman, ooit Vicarius van de Provincie,
37