hadden ondergaan, is deze bron evident van betekenis.10 Van heel andere aard zijn de mémoires van een tweetal Engelse officieren, die met een contingent landgenoten hadden deelgenomen aan Oranje's militai re operaties in de jaren 1572 tot 1574. Interessant is wat de deskundige Walter Morgan twee jaar na dato opmerkt over de strijdomstandigheden bij de bestor ming van Zutphen op 16 november. Daarentegen was Roger Williams toen niet in de buurt, waardoor zijn verslag (pas opgetekend in 1584) juist over deze epi sode opvalt door vage algemeenheden en regelrechte onjuistheden. Toch ver dienen beide gedenkschriften onze nauwkeurige aandacht. Zij zijn al enige ja ren bekend, maar nog te weinig benut.11 Wat zeiden de Franciscanen? Pontanus vertelt in zijn Historia Gelrica (1639) een anekdote over een wraak gierige bewoner van het klooster Galilaea even ten oosten van de stad, dat in juni 1572 verwoest was. Deze Franciscaan zou Don Fadrique na de inname heb ben afgebracht van diens aanvankelijke genadige houding tegenover de rebel len, door te zeggen dat men beter de eieren in de pan kan breken alvorens er opstandige kuikens uit zijn gekomen. Pontanus geeft dit verhaal zonder bron vermelding; het wordt dan ook door de serieuze historici van later niet ernstig genomen.12 Wat echter wèl voor de hand zou liggen is niet gebeurd: men heeft nooit de moeite genomen om eens in de kringen van de Franciscanen zelf te informeren, wat die nu eigenlijk over het gebeurde van 1572 te vertellen hadden. Doet men dit wel, dan volgen enige verrassingen. Zo is al in 1587 het relaas gepubliceerd (althans in samenvatting) dat de Dominicaan Jan van Sint Anthonis (prior te Nijmegen 1566-1580), de Franciscaan Herman van Lochem (gardiaan te De venter vóór 1578) en de Deventer pastoor Philippus Boest enkele jaren na 1572 hadden gemeld aan pater Franciscus Gonzaga OFM te Rome, de geschied schrijver van de Franciscaner Orde.13 Hun verhaal betrof vooral het voorgeval lene in juni en juli 1572, dus in de tijd dat de Geuzen van Graaf Willem van den Bergh heer en meester waren in Zutphen en omgeving. Men vindt in het verslag bij Gonzaga vele aangrijpende bijzonderheden over het lot van de gar diaan van Galilaea, pater Theodoricus Leuth. Het bevat veel meer dan de sobe re mededeling over zijn dood in het rekeningenboek van rector Andreas Ever wijn van het Adamanshuis. Alleen dat laatste bericht is tot dusverre aan ons doorverteld, letterlijk door Tadama en heel kort door Gimberg en Scholten.14 Nog directer en rijk aan weer heel andere details over de gruwelijke dood van de gardiaan van Galilaea is het relaas van pater Franciscus Rensinck OFM, in 1583 te Nijmegen opgetekend. De Keulse ordehistoricus Jakob Polius OFM heeft het in 1627 in een uitvoerig uittreksel opgestuurd naar Rome, waar zijn 5

Periodiekenviewer van Erfgoedcentrum Zutphen

Zutphen (vanaf 1982) | 1989 | | pagina 7