sinds Gimberg sprak voor 't Nut, is alweer tweederde van een eeuw verstreken! Dat Scholtens wekroep niet overbodig is, blijkt dus uit het herhalen van op pervlakkige en clichématige verhalen zoals in genoemd krantenartikel van 1972. Het moge ook - zij het anders - duidelijk worden uit datgene wat hier volgt. In het onderstaande willen wij enkele aanvullingen en retouches presen teren. Die zijn afkomstig of tenminste af te leiden uit nog een aantal andere bronnen, die meestal vergeten worden - of in elk geval te weinig de aandacht hebben getrokken. Ingrijpende wijzigingen van het door eerderen geschetste beeld moet de lezer overigens niet verwachten. Twee gezichtshoeken, drie categorieën Wij willen ons onderwerp benaderen vanuit twee verschillende gezichtshoeken. Zoals men ziet, bevat de titel van dit artikel - die op het eerste moment wat kryptisch aandoet - twee elementen. Eén van de twee (Brugman) zal in het vervolgartikel aan bod komen. Het andere element (de bres) slaat op de poging die wij hieronder doen tot reconstructie van het 'echt gebeurde' volgens getui genissen in bronnen van verschillende soort. Met dit werk is al een aanvang ge maakt in 1599 door Van Meteren, gevolgd door Bor (1602) en Hooft (1642). Op basis van steeds meer gegevens is het voortgezet door Van Wullen in zijn Gedachtenis-Rede van november 1822 en door Tadema in zijn nog steeds on misbare Geschiedenis der stad Zutphen uit 1856.4 In onze eeuw hebben Gim berg en onlangs dus Scholten deze arbeid voortgezet. Is onderhand de grens van het weetbare bereikt? Vermoedelijk niet. De algemeen bekende berichten over Zutphens rampspoed van 1572 zijn te onderscheiden in drie categorieën. Allereerst eigentijdse mededelingen, hier opgevat als gegevens in allerlei geschriften uit de periode 1572 tot circa 1590. Verder de in opdracht van gewesten en/of de Generaliteit geproduceerde 'offi ciële' geschiedschrijving, vooral in de zeventiende eeuw, door landsgeschied- schrijvers als Van Meteren, Bor, Van Reyd, Pontanus, Hooft, Slichtenhorst e.a. Tenslotte jongere studies, die zich met ons onderwerp hebben beziggehou den vanaf 1822 tot heden. In dit artikel beperken wij ons tot een paar aanvullin gen op de reeks berichten uit de eigen tijd, en tot een enkele zeventiende-eeuws werk dat kennelijk aan de aandacht is ontsnapt. Het spreekt vanzelf, dat wij niet alleen een opsomming geven, maar deze berichten zo zorgvuldig mogelijk gelezen hebben op zoek naar nieuwe feiten en nuanceringen. Ook de al eerder bekende oude getuigenissen zijn aan zo'n onderzoek onderworpen. 2

Periodiekenviewer van Erfgoedcentrum Zutphen

Zutphen (vanaf 1982) | 1989 | | pagina 4