hele hertogdom Gulik (niet Gelre!18) in 's keizers handen viel. Maar wij weten
zeker, dat Don Fadrique Zutphen niet grotendeels heeft platgebrand zoals te
Düren was geschied, en ook niet verregaand uitgemoord zoals zijn vader hem
uitdrukkelijk had bevolen. Wat bekend is over het werkelijk gebeurde te Zut
phen wijkt duidelijk af van Alva's instructie. Hoe kan dat? Zou Alva in zijn
brief aan de koning toch de indruk van een tweede Düren hebben willen ophou
den? Of is het Don Fadrique die in zijn eerste rapportage over de inname zijn
vader in de waan heeft willen laten dat er te Zutphen was gehandeld precies zo
als te Düren en letterlijk conform het bevel? Terwijl hij intussen op eigen gezag
toch wat genadiger was opgetreden? Deze twee varianten van mogelijke mislei
ding nodigen uit tot zorgvuldig nader onderzoek.
Bentivoglio benadrukt dat de bres die de kanonnen van de heer van Hierges
in de noordelijke muur hadden geschoten, al gauw zó groot was geworden, dat
de Spaanse soldaten niet meer te houden waren, begerig als zij waren om deze
stad te plunderen; daardoor liep het helemaal mis met de pogingen tot capitula
tie die de burgerij op het allerlaatste moment nog ondernam. Net als een paar
maanden tevoren te Mechelen ging het de aanvallers meer om de buit dan om
de burgers. Morillon schrijft, dat de wilde plundering in totaal drie uren heeft
geduurd, waarna Don Fadrique de rest (onder andere 'oneindig veel wijn')
voor zichzelf reserveerde. De Spaanse soldaten stalen meer dan dat ze staken,
hoewel Alva alleen tot dat laatste bevel had gegeven. Morgan spreekt meewarig
over het stuntelen van de ongeoefende burgersoldaten, die natuurlijk in het ge
heel niet opgewassen waren tegen de modern bewapende en professioneel vech
tende troepen van de koning. Geen wonder dat zij allen zonder pardon werden
afgemaakt. Volgens hem 'the nomber of soldiours ther slaene came too 300',
tegen 200 doden aan Spaanse kant. Dit klopt redelijk met de 'etlick voel hon
derden van de borgeren' die als slachtoffers worden genoemd in de brief van
de stad Zutphen aan landvoogd Requesens, tussen half december 1573 en eind
maart 1574 verzonden.19 Van uitmoorden van de ongewapende burgerij verne
men wij bij Morgan niets, daarentegen wel heel nadrukkelijk bij de inname van
Naarden kort na die van Zutphen.
De Monte van zijn kant zegt weer wel, dat de stad gedeeltelijk verbrand was,
en wat hij het belangrijkste noemt: een groot deel van de burgers was omgeko
men door het zwaard, door ophanging of door verdrinking in de IJssel. Diege
nen die hieraan waren ontkomen, hadden vrijwel alles door plundering en con
fiscatie verloren. Daardoor had Zutphen zijn 'verraad' van juni 1572 ruim
schoots uitgeboet. Aantallen slachtoffers geeft de bisschop niet, maar het ligt
voor de hand dat hij in een smeekschrift om genade deze ellende extra breed
uitmeet.
Het getal van degenen die aan één voet werden opgehangen om pas dagen
later ellendig te sterven en van hen die in de IJssel geworpen waren, wordt in
8