de afvoer van faecale stoffen en de omstandigheden, die de ziekte kunnen ver
breiden. Men was eigenlijk te laat, want veel verbeterd was er kennelijk niet.
Men komt dan ook in de volgende vergadering met een vloed van misstanden,
zoals niet afgedekte- en verstopte riolen, mesthopen, enz.
Men wil er nu wel hard tegenaan, wat de burgemeester de opmerking ont
lokt: 'dat men tot verbetering onzer buurten veel beter het doel zal bereiken
door redelijken invloed, dan door geweld'. Concreet komt hij slechts met de
toezegging, dat men het dekken der riolen zal bevorderen en stro te beschikking
der bewoners zal stellen, als dit tenminste niet door de diaconie, of op andere
wijze gebeurt.
Overigens spreken de leden hun bezwaren uit tegen het bezoeken van de hui
zen der choleralijders, wegens de daaraan verbonden bezwaren van besmetting
van hen en hun gezinnen.
Ook landelijk moet men bij de overheid een geringe belangstelling voor ge
zondheidszaken constateren.
Bij de bevolking was er na 1865 sprake van aktiviteiten, die in de goede rich
ting wezen. Plaatselijk ontstonden particuliere gezondheidscommissies. Zo be
sloot de choleracommissie, die in juni 1866 in Utrecht tot stand kwam, werk
zaam te willen blijven tot verbetering van de gezondheidstoestand. Normaal
werden deze commissies, zoals in Zutphen de extra veertien personen, bedankt
als de cholera voorbij was. Maar de Utrechtenaren richtten een vereniging op
van contribuerende leden, met als doel te ijveren voor beter drinkwater, oprui
ming van schadelijk vuil, goede woningen en nasporingen van volksziekten.
Stimulansen gingen ook uit van de medische wereld.
In 1869 bestonden er vijf van dergelijke verenigingen, waarvan echter alleen
de Noord-Hollandsche Vereniging tot Afwering van Epidemische Ziekten en
tot Hulpbetoon bij Epidemieën overbleef en in 1875 op initiatief van de genees
kundig inspecteur dr. J. Penn voortging onder de naam Het Witte Kruis.13
De verordening van 1867
Hoewel er ook nu weer geen aanwijzingen gevonden worden van enige aan
drang van de gezondheidscommissie of van andere zijde, wordt een nieuwe
bouwverordening vastgesteld op 6-5-1867 en afgekondigd op 31-5-1867. Stads
architect D. J. Itz was in 1860 Langenberg opgevolgd en hij zal met zijn techni
sche kennis veel hebben bijgedragen aan de redactie er van.14 Een samenvatting
van deze verordening levert de volgende punten op:
- een aanvraag moet voorzien zijn van een tekening;
- houten voor-, achter- en zijgevels zijn niet meer toegestaan;
- grootte van de vertrekken blijft gehandhaafd op minstens twaalf m2;
- hoogte 2.80 voor de woonverdieping;
99