hun initiatief volledige uitgaven van de werken van Luther, Calvijn en Zwingli aangekocht. In deze periode, de eerste helft van de zeventiende eeuw, werd de verstrengeling van kerk, Librije, onderwijs enpolitiek zeer groot. De dood van de Librije 'Het was dus de plaats van een lange, eeuwenlange fluistering, van een on hoorbare dialoog tussen perkamenten, een levend ding, een vergaarplaats van niet door een menselijk brein te beheersen krachten, schatkamer van ge heimen, ontsproten aan ontelbare breinen, geheimen die degenen die ze had den geproduceerd of doorgegeven hadden overleefd Een bibliotheek is dus niet een instrument om de waarheid te verbreiden, maar om de ver spreiding ervan te vertragen'. Zo laat Umberto Eco in zijn beroemde roman De naam van de roos één van zijn hoofdrolspelers het karakter van een bibliotheek omschrijven. In Eco's boek draait alles om een bibliotheek die een gehele samenleving - in het boek een grote kloostergemeenschap - in haar greep houdt. Het lijkt enigszins overdreven bovenstaande karakterisering ook toe te passen op de Zutphense Librije. Een onhoorbare dialoog tussen perkamenten, een levend ding, een ver gaarplaats van niet te beheersen krachten is het allemaal niet wat te zwaar voor onze bibliotheek? Toch is in essentie Eco's grote probleem ons probleem: welke is de rol van een bibliotheek in een gemeenschap, en dan vooral in een gesloten gemeenschap, in ons geval een gesloten stedelijke gemeenschap, de stad Zutphen in de zestiende en zeventiende eeuw. In het begin van deze eeuw heeft K. O. Meinsma in zijn dissertatie Middel- eeuwsche bibliotheken de ontstaansgeschiedenis van de Librije uitvoerig be schreven. Het is opmerkelijk dat Meinsma in zijn studie de latere geschiedenis van de bibliotheek nauwelijks aan de orde stelt. Hij heeft voor de eerste decen nia van de Librije bijna 40 pagina's nodig, voor de zeventiende tot en met de negentiende eeuw gebruikt hij maar acht. In Meinsma's studie is de Librije er nadrukkelijk in de zestiende eeuw, maar sukkelt dan verder door de drie vol gende eeuwen. Verwaarlozing en aftakeling, dat is wat Meinsma beschrijft, als of dat het enige lot is dat een bibliotheek kan treffen. Op geen enkele wijze wordt aandacht besteed aan de vraag waarom de Librije werd verwaarloosd. Waarom is de Librije een dode bibliotheek geworden, wanneer is de Librije gestorven en waaraan is de Librije gestorven? De dood van de Librije is nog een raadsel. In dit artikel wordt geen oplossing van het raadsel gegeven, maar wordt getracht aan te geven in welke richting de oplossing gezocht zou kunnen worden. Het gaat over de vraag welke nu precies de rol van een bibliotheek is in een 108

Periodiekenviewer van Erfgoedcentrum Zutphen

Zutphen (vanaf 1982) | 1988 | | pagina 18