- Hendrik Reesink, meestersmid; oud-boekhouder van het Smedengilde Evert Broeker, fiscaal van het Kramersgilde; koster van de Nieuwstads- kerk. De gilden, voorzover zij betrekking hadden op handel en ambachten, werden vervallen verklaard. De provisionele commissarissen moesten zorgen voor een ordelijk verloop. Zij moesten binnen veertien dagen opgave doen van de bezit tingen en aard van de vernietigde gilden. Een extract van het raadsverslag werd aan alle belanghebbenden toegezon den, met het bevel zich daarnaar te gedragen en op eerste aanvraag alles in te leveren. Op 20 oktober verschenen als vertegenwoordigers der commissie in de raads vergadering de heren Lobrij en Broeker. Zij kwamen met een aantal praktische vragen, o.a.: Welke gilden zijn er? Waar moeten de afgegeven stukken naar toe? Hoe moeten de te maken kosten worden gefinancierd? Hoe moeten de werkzaamhe den, die waarschijnlijk lang zullen duren, worden betaald? Als antwoord op deze vragen werd besloten dat het Gildeboek der stad Zutphen met de daarbij behorende correspondentie aan de commissie zal worden gegeven; dat de com missie een lokaal mag aanwijzen om de stukken te bewaren (zij krijgen daar voor, zoals later blijkt, de koffiekamer ter beschikking) en dat aan de heren Van Lamsweerde en Van Hasselt advies zal worden gevraagd ten aanzien van de financiële kwesties.14 6 November 1798 kwamen Broeker en Reesink namens de commissie verslag uitbrengen. Zij bespraken aard en gesteldheid van de diverse gilden. Ook deden zij verslag van de financiële situatie en van het gebruik, dat tevoren van de gel den werd gemaakt. Tevens maakten zij melding van het feit, dat verscheidene gilden, zich beroepend op bepaalde artikelen in de grondwet, weigerden hun zaken in te leveren. Het lijkt dat het stadsbestuur hier nogal tolerant tegenover stond. De com missarissen werd verzocht te zorgen voor de naleving van de plakkaten; maat regelen tegen de niet coöperatieve gilden werden niet genomen. Een copie van de aan het gemeentebestuur gedane opgave moest gezonden worden aan de Eerste Kamer van het Vertegenwoordigend Lichaam (de rege ring) met een verslag van de werkzaamheden. Helaas is het verslag van de com missie tot nu toe onvindbaar gebleven. Waarschijnlijk waren in 1798 de volgende gilden in Zutphen aanwezig: Bak- kersgilde, Bombazijnwerkersgilde, Drapeniers- of lakenmakersgilde, Glazen makers- en Verversgilde, Goud- en Zilversmedengilde, Hout- en Eekverkopers- gilde, Kleermakersgilde, Kramersgilde, Linnenwerkersgilde, Schippers- en Vis- sersgilde, Schoenmakersgilde, Smedengilde, Tappersgilde en het Viergekroon- de Gilde (timmerlieden, metselaars e.d.).15 67 J

Periodiekenviewer van Erfgoedcentrum Zutphen

Zutphen (vanaf 1982) | 1988 | | pagina 9