a. stukken afkomstig van het gemeentebestuur en andere overheidsinstanties, b. stukken afkomstig uit gildearchieven, c. diversen. De gilden Eeuwenlang hadden de gilden bestaan. Het waren verenigingen van diegenen, die een bepaald beroep uitoefenden. Het aantal gilden varieerde van plaats tot plaats. Voor het uitoefenen van een beroep was lidmaatschap van een gilde meestal verplicht. Om lid te kunnen worden moest men burger van de stad zijn, een vaak langdurige opleiding hebben gevolgd, waarna een examen moest wor den afgelegd en tenslotte entreegeld betalen. Voor kinderen van gildeleden gol den deze eisen vaak niet. Behalve t.a.v. de opleidings- en toelatingseisen, waren de gilden ook verantwoordelijk voor de beroepsuitoefening. Zij keurden waren en diensten, gaven voorschriften over bedrijfsgrootte, prijzen, verdeling van werkzaamheden. Zij konden overtreders beboeten. Daarnaast stonden gildeleden elkaar bij, bijvoorbeeld bij financiële proble men, zorg voor weduwen en wezen. Gilden hadden vaak grote invloed op het stadsbestuur. Omgekeerd kon echter het stadsbestuur middels de gilden ook re gulerend optreden. In de achttiende eeuw ontstonden in diverse landen grote bezwaren tegen het gildewezen. Er waren problemen met betrekking tot bevoordeling van bepaalde families. Vestiging van vaklieden van elders werd onmogelijk gemaakt. Handel tussen de steden werd belemmerd, industriële ontwikkeling door de beperking van bedrijfsgrootte bemoeilijkt. Afschaffing der gilden In verscheidene landen werden in de loop van de achttiende eeuw de gilden af geschaft. In Frankrijk gebeurde dit enige tijd na de Franse Revolutie. Vele vooruitstrevende patriotten wensten ook in ons land de gilden af te schaffen. Toen in 1795 de patriotten aan het bewind kwamen, was dan ook een van hun doelstellingen de afschaffing van de gilden. De Rechten van de Mens eisten voor ieder de mogelijkheid van vestiging in elk beroep. Vóór tot daadwerkelijke afschaffing van de gilden kon worden overgegaan, moest echter eerst een nieuwe grondwet van kracht worden. Dit was geen eenvoudige zaak. De eerste ontwerpen werden verworpen. Er was een kleine staatsgreep nodig, door de radicaalste patriotten verricht, om begin 1798 een nieuwe grondwet te doen aannemen. Art. 52 van de nieuwe grondwet regelde de vrijheid van doorvoer, koop en verkoop van alle voortbrengselen der vaderlandse grond en alle goederen die 62

Periodiekenviewer van Erfgoedcentrum Zutphen

Zutphen (vanaf 1982) | 1988 | | pagina 4