Tot de opheffing van het Kramersgilde vertegenwoordigde hij het gilde in
overlegsituaties met de magistraat; na 5 oktober 1798 lijkt hij, naast zijn andere
functies, deze centrale rol in het bestuur van het gewezen Kramersgilde te heb
ben voortgezet.
Noten
1Memoriën- en Resolutiënboek der stad Zutphen 1798, Oud Archief Zutphen (OAZ) inv.nr. 64.
2. C. Wiskerke, De Afschaffing der Gilden in Nederland1938.
3. Publicaties van de Constituerende Vergadering, het Uitvoerend Bewind en het Intermediair
Uitvoerend Bewind, 1798 en 1799, OAZ 567.
4. Memoriën- en Resolutiënboek der stad Zutphen 4-2-1795 tot 31-12-1795, OAZ 60.
5. Recueil uit het Memoriën- en Resolutiënboek der stad Zutphen 1795 en 1801, OAZ 124.
6. Archief Gewezen Kramersgilde 7, stuk 3.
7. OAZ 60.
8. OAZ 64.
9. OAZ 576.
10. OAZ Gildenarchief (G) 36, Smedengilde.
11. OAZ G 73 a.
12. Arch. Gew. Kramersgilde 5, stuk 12.
13. Wiskerke, De Afschaffing.
14. OAZ 64.
15. Repertoria op de Resolutiën der Magistraat vanaf 4-2-1795, OAZ 123.
16. Inventaris van de kanselarij volgens resolutie van 28 juni 1800, OAZ 599.
17. Memoriën- en Resolutiënboek der stad Zutphen 1799, OAZ 65.
18. Publ. Const. Verg., het Uitv. Bew. en het Intermed. Uitv. Bew., 1798 en 1799, OAZ 576.
19. Arch. Gew. Kramersgilde 2, stuk 25.
20. Ibidem 11, stuk 1.
21. Ibidem 10, stuk 2.
22. Ibidem 2, stuk 11
23. Rijksarchief Arnhem, Gedeputeerde Staten rubriek 26.014, dossier 112/1.
24. Arch. Gew. Kramersgilde 2, stuk 20.
25. I. J. Brugmans, Paardenkracht en Mensenmacht, blz. 1 e.v., 1976.
76
vdbrink
