van de voormalige gilden (Provinciaal Blad 112), met het verzoek om hieraan
uitvoering te geven en hierover te berichten.48 De magistraat zond dit schrijven
door aan Evert Broeker, als commissaris der vernietigde gilden. Deze maakte
met de beantwoording echter geen haast. De burgemeester van Zutphen schreef
op 14 december 1820 en op 5 februari 1821 een briefje met excuses over het nog
niet opsturen van een rapport aan de Gouverneur van de provincie Gelderland,
en op diezelfde data een 'nadere aanschrijving' aan Evert Broeker.
Op 3 maart 1821 kwam eindelijk het rapport binnen bij de burgemeester, die
het met een begeleidend briefje doorstuurde naar Gedeputeerde Staten. Het
rapport bestond uit een door Evert Broeker geschreven brief met acht bijla
gen.49 In deze brief riepen Hendrik Reesink en Evert Broeker, als de enige nog
in leven zijnde provisionele commissarissen der vernietigde gilden, in herinne
ring dat zij op 13 oktober 1798 door de toenmalige stadsregering waren be
noemd, en dat zij vanaf dat moment veel werkzaamheden hadden verricht en
daarover vele rapporten en adressen aan de stadsregering hadden gestuurd. De
commissie had met de overname van de boeken, charters en 'veele niets bedui
dende papieren' van de gilden veel moeite gehad, waarvoor de commissie ge
meend had behoorlijk gesalarieerd te zullen worden. De commissie had echter
nooit een cent ontvangen, terwijl er toch meer dan dertig maal vergaderd was,
soms wel enkele uren achtereen, waarbij ook nog de verteringen uit eigen zak
betaald moesten worden! Bovendien waren de commissieleden van 1798 tot
1816 lastig gevallen door vele 'woelzieke' gildeleden.
Tussen 1812 en 1817 tenslotte, waren de kassen van de diverse gilden tussen
de voormalige gildeleden verdeeld, met toestemming en onder toezicht van de
toenmalige magistraat.
De twee overgebleven commissieleden meenden dan ook hierover geen ver
antwoording meer schuldig te zijn!
Een emotioneel maar duidelijk schrijven. Er kwam op 2 juli 1821 een zake
lijk antwoord van Gedeputeerde Staten: 'vermids de gelden zijn verdeeld ge
worden zal alhier geen verevening omtrent gildefondsen te pas komen'.50
Het Archief van het Gewezen Kramersgilde
Terugziend op de geschiedenis van de opheffing van de gilden in Zutphen,
springt het Kramersgilde, als het gilde dat zich het langst verzet heeft tegen in
beslag name van zijn bezittingen, sterk in het oog. Dat er zoveel archiefmateri
aal over de opheffingsgeschiedenis van dit gilde bewaard is gebleven, vloeit
voort uit de in 1816 gemaakte afspraak, inhoudende dat alle charters, boeken
en papieren van het vernietigde Kramersgilde - in een daartoe op kosten van
het gilde gemaakt kistje - ten stadhuize zouden worden gedeponeerd. Eén
sleutel van dit kistje zou aan de laatste boekhouder van het gilde ter hand ge-
74