me van hun bezittingen geld in kas, waarover door de commissie dus een admi nistratie moest worden bijgehouden.30 Intussen gingen de voormalig boekhouder, gildemeesters en fiscaal van het Kramersgilde door het bezit van hun gilde te administreren zoals dat vóór de afschaffing van de gilden gebeurde; de boeken werden jaarlijks afgesloten na onderlinge controle. Na een rekest van enkele leden van het voormalig Schoenmakersgilde, waar in zij verzochten om de gildegoederen, in bewaring bij de provisionele commis saris E. Broeker, weer aan hen over te dragen, besloot de Maire op 3 juli 1812 dit toe te staan. Evert Broeker werd gelast de overdracht te effectueren en te vens behoorlijk rekening en verantwoording af te leggen over zijn administratie voor het voormalig Schoenmakersgilde.31 Het feit dat de leden van het Schoenmakersgilde hun bezittingen terug had den gekregen, veroorzaakte mogelijk onrust onder de leden van het voormalig Kramersgilde. Begin oktober 1813 vormde zich een groep klagers binnen de le den van dit gilde, die op eigen houtje een vergadering bijeenriep. Er werd een commissie benoemd, die aan het gemeentebestuur verzocht de boekhouder, gil demeesters en fiscaal van het gewezen gilde te gelasten de eigendommen van het voormalig Kramersgilde aan deze commissie over te dragen. Bovendien strooiden ontevreden gildeleden in de stad praatjes rond als zou den boekhouder, gildemeesters en fiscaal tegenwerken, dat de nog aanwezige gelden aan de gildeleden zouden worden uitgedeeld. Een van de ontevreden gil deleden heeft zelfs een anonieme brief aan Evert Broeker geschreven, vol drei gementen.32 Het was niet voor het eerst, dat de leden van het Kramersgilde hun wantrou wen uitten ten opzichte van het bestuur van het gilde, dat in de tweede helft van de achttiende eeuw bestond uit zes gildemeesters, die voor het leven zitting hadden. Elk jaar werd uit hun midden een boekhouder gekozen. Bij overlijden van een van de gildemeesters werd door de overgebleven functionarissen uit de gildeleden een nieuwe gildemeester gekozen.33 De gewone gildeleden hadden dus geen inbreng in het beheer van de gildebe- zittingen, maar werden wel jaarlijks op een algemene vergadering op de hoogte gehouden over de financiële resultaten van het afgelopen jaar. In 1795, het eerste jaar van de Bataafse Republiek, vroegen leden van het Kramersgilde om controle van de boeken; dit was toen mogelijk ten gevolge van een besluit van het Commité van Waakzaamheid. Een commissie uit het gilde, die de boeken vanaf 1757 had gecontroleerd, bevond alles in orde. De commissie wees dan ook de suggestie van sommige gildeleden af, die hadden gesteld dat het gilde niet goed beheerd zou zijn.34 In 1813 waren gildemeester en fiscaal van het Kramersgilde al snel op de hoogte van het door de ontevreden gildeleden ingediende rekest, en enkele da- 71

Periodiekenviewer van Erfgoedcentrum Zutphen

Zutphen (vanaf 1982) | 1988 | | pagina 13