Toen in 1800, op bevel van hogerhand, een inventarisatie plaats vond van alles wat zich in de kanselarij bevond, werd daar o.a. gevonden: 'Een gesloten kist waarin de sleutels stekende zijn, met papieren relativ de gilden'.16 Zouden dit de stukken geweest zijn die de commissie verzameld had? In de periode na oktober 1798 functioneerden de gilden dus niet meer. Dat betekende dat bepaalde werkzaamheden, die tevoren door de gilden werden verricht, nu door de commissie voor de vernietigde gilden moesten worden uit gevoerd. Zo werden de koperen schilden van het Viergekroonde Gilde overge nomen in verband met voorzieningen ten aanzien van brand.17 Weduwen moesten ondersteuning krijgen. Zilver moest gekeurd worden. Commissaris Jan Mast werd verzocht op te treden tegen schippers, die tijdens de watersnood geweigerd hadden noodlijdende ingezetenen over te brengen. Telkens weer kreeg men te maken met het probleem van de vrije vestiging en vrije verkoop. Soms werd hierover om inlichtingen gevraagd aan een rege ringsambtenaar. Over het algemeen lijkt het stadsbestuur vaak een reden te vin den om de toestand, zoals die bestond in de gildetijd, te handhaven. Zo af en toe verschijnt er een missive uit Den Haag, die de publikatie van 5 oktober nog eens toelicht. Al te duidelijk zijn deze toelichtingen echter niet.18 Het Gewezen Kramersgilde tussen 1798 en 1817 Al op 6 november 1798 berichtte de commissie die de gilden moest opheffen aan de magistraat, dat verscheidene gilden hadden geweigerd om hun bezittin gen aan de commissie te overhandigen, 'zeggende dat dit hun eigendom was'.19 Een van deze 'weigerachtige' gilden was het Kramersgilde. In een algemene vergadering van de leden van het Kramersgilde, bijeengeroepen ter bespreking van het verzoek van de provisionele commissarissen der vernietigde gilden om alle bezittingen van het gilde in te leveren, werd op 22 oktober 1798 besloten dit verzoek zonder enig voorbehoud te weigeren.20 Wel maakte een commissie uit het Kramersgilde een inventaris van de bezittingen op en zond deze op 25 oktober naar de commissie, vergezeld van een brief, waarin het besluit van de gildeleden om te weigeren de gildebezittingen in te leveren werd medege deeld, met als argumentatie dat het om bezit van de leden ging, en dat volgens de nieuwe wet niemand van zijn eigendommen beroofd mocht worden.21 De vraag rijst of het Kramersgilde zich zo zelfverzekerd kon opstellen, om dat de fiscaal van het gilde, Evert Broeker, tevens lid van de commissie tot de gewezen gilden was. Hij kan bijvoorbeeld geadviseerd hebben over de vorm, waarin de weigering gegoten moest worden, en was op de hoogte van de stem ming ten opzichte van de opheffing van de gilden binnen de magistraat. Offi cieel heeft hij zich neutraal opgesteld, door niet aanwezig te zijn op de gildever- gadering van 22 oktober (althans de presentielijst niet te tekenen). 68

Periodiekenviewer van Erfgoedcentrum Zutphen

Zutphen (vanaf 1982) | 1988 | | pagina 10